De nalatenschap van Jan de Rooy

Tien jaar na zijn overlijden in maart 2000 werd in Heinenoord een straat naar hem vernoemd. Het tekent de waardering voor Jan de Rooy, grondlegger van het Museum Hoeksche Waard.   

Eind jaren vijftig zagen zijn dochters Myra en Karen het levenslicht. ,,In die tijd organiseerde hij exposities op de zolder van de H.B.S. in Oud-Beijerland”, zo beschrijven zijn dochters de eerste stappen op weg naar een museum. Jan Elisa de Rooy werd geboren op 9 mei 1925. Vanwege werkgelegenheid in combinatie met woonruimte verruilde hij Amsterdam voor Oud-Beijerland. ,,Onze moeder Isolde moest nog even wachten, de nieuwe woning in de Van Speykstraat moest nog worden opgeleverd. Vader verbleef toen tijdelijk in ‘De Oude Hoorn’. Wekelijks kon hij zijn loon meteen inleveren bij de hoteleigenaar.” Zijn studies sociale geografie en geschiedenis bezorgden de doctorandus een baan als aardrijkskundeleraar. ,,Als leerling zaten we bij hem in de klas. Altijd vrolijk en vol energie. Een lievelingsleraar, zo werd hij vaak bestempeld.” Maar vooral activiteiten buiten schooltijd bezorgden hem zijn faam. Niet alleen organisatorisch bleek hij een zegen voor het in 1968 geopende museum. Hij hielp bij sloopwerkzaamheden en richtte het statige ‘Hof van Assendelft’ in Heinenoord in. ,,Bij het afhalen van schenkingen vroeg hij altijd of hij ook even op zolder mocht kijken. Tussen de zogenaamde troep vond hij juist de spullen die hij zocht.” In zijn jonge jaren fietste De Rooy naar de Noordkaap en leerde Zweeds en Noors, hij was reisleider en klom in de Alpen. Na de gezinsuitbreiding ging het avontuurlijke niet verloren. ,,De door hem omgebouwde VW-bus stond altijd gereed bij het begin van de vakantie. Niets geboekt, rijden maar. Veel museumbezoek was de enige zekerheid.” Een jaar na de opening mocht conservator De Rooy al de Cultuurprijs Zuid-Holland in ontvangst nemen, vele prijzen en onderscheidingen volgden. ,,Wij zijn er als baby ingegroeid. Het avontuur en alle aandacht was gewoon voor ons. Dan kwam de Commissaris van de Koningin weer, dan maakte prins Claus weer een praatje met je.” Na het verwerven van de museumdependance Oost-Leeuwenstein verhuisde het gezin in 1972 naar het woonhuis van die boerderij. Daardoor verbleef De Rooy tot zijn onverwachte overlijden in de directe nabijheid van zijn geliefde museum. Myra en Karen erfden de voorliefde voor kunst, muziek en natuur van beide ouders. ,,We zijn trots op hun nalatenschap, het museum was een gezamenlijk project. Vooral dat mag nooit worden vergeten.”

Foto’s ‘In het museum’

Karen (links) en Myra de Rooy, tijdens een bezoek van de commissaris van de Koningin Mr. Klaasesz

Aan tafel met het prinselijk paar. Jan de Rooy zit naast Beatrix, naast Claus zit Isolde de Rooy.

Jan de Rooy glundert tijdens het bezoek van het prinselijk paar, begin jaren zeventig.

Knipsel – ‘Vrijwilligers stampen museum uit de grond’ – Vrije Volk 3 december 1969

Klik op het knipsel voor een vergroting

Knipsel ‘De nalatenschap van Jan de Rooy’ – Algemeen Dagblad 15 maart 2017

Klik op het knipsel voor een vergroting

Updated: maart 15, 2017 — 10:13 am
  1. Mooi eerbetoon aan een bijzondere man. Dierbare herinneringen aan de zaterdagse “sloop” ochtenden in Heinenoord. Maar ook: kom, pak je fiets, we moeten naar Piershil want er wordt een huisje gesloopt met een oude schouw er in. En zo stonden we een uurtje later Delftsblauwe tegeltjes te redden terwijl aan de andere kant van de muur de echte slopers bezig waren. En als leraar top! Ik ben nog steeds blij met mijn topografische kennis waarvoor de basis in zijn lessen gelegd is.

  2. Heel leuk om de man die mij ooit heeft aangenomen als aardrijkskundedocent hier herinnerd te zien worden. Ik herinner mij vooral de zomerdagen dat we in de tuin in Heinenoord onder het genot van een fles wijn de vragen voor de eerste SO na de zomervakantie in elkaar knutselden.

  3. Meneer de Rooy was een bijzondere man.
    Met nadruk op “meneer” omdat er toentertijd nog respect was voor docenten in het onderwijs.
    Dit in tegenstelling tot nu, want na de Mammoetwet van minister Cals is dat allemaal veranderd. Tegenwoordig heten alle leraren Jan, Piet of Arie en draagt de meerderheid geitenwollen sokken en Jezus sandalen.
    Toentertijd ” was september 1955 toen meneer de Rooy en ik tegelijkertijd op de HBS aankwamen.
    Hij als leraar Aardrijkskunde, Geschiedenis en Kosmologie en ik als snotneus van 12 jaar als leerling van de eerste klas.
    Nogmaals , hij was een bijzondere man.
    Hij had veel gereisd door heel Europa en zijn lessen gingen minder over de droge stof in de Aardrijkskunde en Geschiedenis boekjes maar veel meer over zijn reiservaringen die hij in de jaren had opgedaan en waarover hij ontzettend boeiend kon vertellen.
    Ondanks dat wist hij toch de basiskennis goed over te brengen want ik kan nu nog, uit het hoofd, alle kustplaatsen in Noorwegen opdreunen met alle daarbij behorende middelen van bestaan.
    Ik heb meneer de Rooy vijf jaar meegemaakt.
    Hij was mijnlievelingsleraar waarvoor ik me vijf jaar lang suf heb geleerd voor zijn vakken. Dat resulteerde vijf jaar lang op elk rapport in een tien voor Aardrijkskunde en een tien voor Geschiedenis en daar ben ik nog steeds trots op.
    Overigens was de HBS in die tijd een kennisoverdracht instituut waar ze je , als je daar tenminste voor open stond, in vijf jaar tijd een ongelooflijke hoeveelheid kennis inpompten. Ik maak nog dagelijks gebruik van de kennis die ik toen heb opgedaan.
    Ik herinner me dat ik in mijn eindexamen jaar 18 vakken had!
    Vergelijk dat maar eens met tegenwoordig waar ze zogenaamd af studeren op pretpakketten van zes vakken waarvan er waarschijnlijk twee bestaan uit muziek en gymnastiek!
    Dat is nog eens een basis om de maatschappij mee in te gaan, niet?

    Meneer de Rooy deed moeite voor zijn reizen. Wie stapt er nu nog op de fiets en peddelt vanaf Amsterdam naar de Noordkaap in Noorwegen binnen de poolcirkel. Hij wel.
    Hij deed dat met plezier!
    Hij nam terloops ook nog even een rendier gewei mee dat hij hangend over zijn stuur de gehele terugtocht meezeulde.
    Hij was sportief en erg lenig.
    Ik herinnerde mij dat hij dat voor de klas staande demonstreerde door staand op een been zijn andere been achter zijn hoofd in zijn nek te leggen.
    Meneer de Rooy behoorde tot die leraren die naast de normale lesstof ook interesse hadden voor buitenschoolse activiteiten.
    Anderen die dat deden waren meneer de Bruyn die Frans gaf en heel nauw betrokken was bij de tentoonstelling over Frankrijk { waarover later meer } en meneer Krooswijk { die heel toepasselijk uit Rotterdam kwam} en die veel deed met de HBS band uit die tijd.
    De meeste leraren hadden in die tijd een bijnaam. Zo noemden we meneer de Bruyn ” gofie ” omdat hij veel op die cartoon figuur leek en meneer Krooswijk werd heel oneerbiedig ” propje ” genoemd omdat hij ongeveer net zo lang als breed was.
    Dat op zich was opmerkelijk omdat ” propje ” ondanks zijn corpulente postuur toch in het eerste elftal van TOGO speelde en dat was in die tijd hoofdklasse hockey in Nederland!
    Maar terug naar meneer de Rooy.
    Hij organiseerde bijvoorbeeld dat Harry Mulisch [ voor diegene die dat niet weet , Harry Mulisch was een van onze bekendste modern schrijvers } in onze klas een voordracht kwam
    houden.
    Ik herinner me daarvan twee dingen. Ten eerste de enorme haakneus van Mulisch, { allemachtig wat was die knaap lelijk } en de manier waarop hij over zijn leven in het na-oorlogse Duitsland vertelde.
    De meest sprekende voorzet die meneer de Rooy in die tijd gaf was echter zijn voorstel om een tentoonstelling te organiseren over een Europees land.
    Hij liet dat terloops tijdens een van zijn lessen vallen en had ons al vrij snel razend enthousiast.Er werd enige tijd gediscussieerd over welk land dat zou worden.
    Ik kan me nog de dag herinneren dat meneer de Rooy de short list presenteerde , en die bestond uit Engeland en Frankrijk, waarbij Frankrijk bij de einstemming als winnaar uit de bus kwam.
    Meneer de Rooy had ook al een lokatie in zijn hoofd waar de tentoonstelling plaats zou vinden. De zolder van de HBS. Dat was een enorme open en lege ruimte die daar uitermate voor geschikt was.
    Daarna was meneer de Rooy weer aan zet want het moest eerst ” verkocht worden ” aan de toenmalige schooldirecteur meneeer Ploeg.
    Dat was echter wel aan meneer de Rooy toevertrouwd want na enig – arm op de rug draaien-
    kwam hij met het verlossende woord dat meneer Ploeg overstag was gegaan.
    Het volgende halfjaar werd besteed aan de organisatie van de tentoonstelling over Frankrijk.
    Meneer de Rooy organiseerde dat door verschillende sub-commissies van leerlingen in het leven te roepen die allemaal een deeltaak kregen toegewezen. Voor de buitenwacht waren het de leerlingen die het deden maar de drijvende en organiserende kracht op de achtergrond was meneer de Rooy.
    Instanties in Nederland en Frankrijk werden aangeschreven om documentatie en produkten te verzamelen.
    Er werd na school, startend om half vier, op de HBS zolder schoongemaakt, geschilderd getimmerd, ingericht en ga zo maar door.
    Er werd uit papier mache [ dat bestaat uit in duizenden stukken gescheurde kranten vermengd met stijfsel] een complete maquette van Frankrijk op de vloer nagebouwd met daarop de topografie van Frankrijk en de route van de Tour de France van 1956.
    Op de plaats van Parijs werd de Eifeltoren nagebouwd uit duizenden Mechano onderdelen.
    Die werden in de hele Hoeksche Waard verzameld want niemand had alleen zoveel onderdelen.
    De toren was ongeveer vier meter hoog dus er waren heel veel onderdelen nodig.
    Om die onderdelen uit elkaar te kunnen houden had meneer de Rooy een systeem bedacht van codering op een stuk Leukoplast dat op elk onderdeel werd geplakt.
    Later bleek dat de meeste merken totaal onleesbaar waren geworden en het is me een raadsel of ze er uberhaupt in geslaagd zijn om al die onderdelen weer bij de rechtmatige eigenaar terug te bezorgen.
    Uiteindelijk was de tentoonstelling klaar en die werd geopend in januari 1957 door de toenmalige Franse Consul in Rotterdam Monsieur Bernard.
    De tentoonstelling duurde een week en was een hele druk bezochte happening.
    Meneer de Rooy had er voor gezorgd dat de tentoonstelling een goede doorsnede van het leven in Frankrijk voorstelde.
    Het was elke avond gezellig, ook doordat er een terrasje was ingericht waar de HBS band speelde en waar je bitterballen, kroketten en frisdrank kon nuttigen,
    Onofficieel kon je er ook een pilsje krijgen of een goed glas wijn maar dat werd niet aan de grote klok gehangen.
    Er was ook een frans krantenstalletje waar ondergetekende iedere avond in zijn beste frans de franse kranten stond aan te prijzen.
    In het examenjaar kreeg je ook les in Kosmologie.
    We hadden in die tijd op school een lenzenkijker op een houten statief die in decennia van niet-gebruik een duimendikke lag stof had verzameld.
    Meneer de Rooy veranderde dat en organiseerde in de herfst en wintermaanden ” kijkavonden” op het sportveld achter het HBS gebouw.
    Hij leerde ons daar hoe je een sterrenkijker op moest stellen en liet ons dan de maan, sterren en planeten bestuderen.
    Van die kijkavonden heb ik meer opgestoken dan van het hele jaar kosmologie studeren uit het boekje.
    Het was inmiddels 1957 geworden en dat was maar vier jaar na de Watersnood.
    Tijdens de Geschiedenis lessen kwam meneer de Rooy vaak op het problem van het verloren gaan van de geschiedenis van een volk.
    Hij illustreerde dat door te vertellen wat er al niet verloren gegaan was van de Hoeksche Waardse geschiedenis door de Watersnood.
    Hij liep al lang rond met het idee om datgene wat er nog was te behouden voor het Hoeksche Waardse nageslacht.
    Door de ervaring die hij had opgedaan met de tentoonstelling over Frankrijk dacht hij aan de mogelijkheid om een soortgelijke tentoonstelling in te richten, maar dan over de geschiedenis van de Hoeksche Waard en door te laten zien wat er nog bewaard was gebleven.
    Het was echter wonderlijk dat hij voor de tentoonstelling over Frankrijk iedereen enthousiast had weten te krijgen, maar zijn voorstel over de Hoeksche Waard tentoonstelling viel op dorre aarde.
    Er was in het begin geen kip geinteresseerd.
    De enigen die er enthousiast over waren waren meneer de Rooy en ondergetekende.
    We hebben toen in principe samen de hele tentoonstelling uit de grond gestampt in een periode van ongeveer een jaar.
    Elke dag na schooltijd van half vier tot zes uur, en elke zaterdag van acht uur s`morgens tot vijf uur s`avonds hebben we samen schoongemaakt, getimmerd, geverfd, geconserveerd en ingericht.
    Vaak werd de zaterdag gebruikt om de Hoeksche Waard af te stropen op zoek naar antiek dat mensen af wilden staan voor de tentoonstelling.
    Dat ging allemaal op de fiets. Niks geen auto, trappen!
    Ik heb eens een keer een loodzware gietijzeren potkachel achterop de bagagedrager van mijn fiets van Strijen naar Oud-Beijerland gesleept.
    We deden dat overigens alletwee. Hij op de fiets waarmee hij naar Noorwegen was gefietst en ik op het vehicle waarmee ik elke dag naar school peddelde van Piershil naar Oud-Beijerland.
    Op zaterdag was de lunch altijd ten huize de Rooy.
    Ik herinner me nog dat mevrouw de Rooy zelfgemaakte vleeskroketten serveerde waar je je vingers bij op zou vr…ten.
    Huize de Rooy aan de van Speykstraat was overigens ook een bezienswaardigheid.
    Hij had zijn hele huis ingericht met antiek.
    De piece de resistence was echter een zelfgebouwde schouw in de woonkamer die hij helemaal betegeld had met Delfts Blauwe tegeltjes uit de Gouden Eeuw. Schitterend!
    In die tijd is zijn oudste dochter Myra geboren. Ik weet niet meer of dat voor of na de tentoonstelling was. Eerst heette ze Henriette maar dat is later veranderd in Myra. Ook mijn ouders leefden toen mee.Ik kan me nog herinneren dat mijn moeder op de fiets naar Oud-Beijerland reed op kraamvisite bij mevrouw de Rooy.
    Tegen de tijd dat de tentoonstelling bijna klaar was begon er schoorvoetend wat meer hulp te komen maar het leeuwendeel van al het werk hebben we samen gedaan.
    Uiteindelijk werd de tentoonstelling in het najaar van 1958 geopend.
    Het was een doorslaand success. Ongeveer twee duizend bezoekers zijn er in ongeveer een week over de HBS zolder gewandeld om de tentoonstelling te bezichtigen.
    Meneer de Rooy en ik hadden in onze stoutste dromen niet kunnen bevroeden dat ons werk eens uit zou groeien tot het grootste Streekmuseum van Nederland.
    Ik ben er nog steeds razend trots op dat ik hem daarbij heb mogen helpen en dat onze inspanningen van het eerste uur zijn beloond met zo`n succes.
    Meneer de Rooy, U was een bijzondere man.

  4. Wat ontzettend leuk om bovenstaande uitgebreide reactie van ‘Flying Dutchman’ te lezen. Er staan dingen in die ik niet wist van mijn vader. Ook mooi om te lezen dat mensen hem hebben ervaren als een bijzondere man. Voor mij geldt: hij was een bijzondere vader.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.