Het bakkersgeslacht Reedijk in Piershil

In de 100ste uitgave van Hoeksche Waard Exclusief staat een artikel over het bakkersgeslacht Reedijk uit Piershil. 

,,In 2014 heb ik voor mijn familie alle herinneringen op papier gezet. Inspiratie daartoe vormde een boekje van mijn neef, ook een bakkerszoon. Onze bakkerij en winkel in Piershil was tot 1966 geopend, al mijn belevenissen staan nu op schrift”. Aan het woord is Co Reedijk, geboren in Piershil op 16 juli 1938. Het bakkersvak werd hem met de paplepel ingegoten.

Het begin van het bakkersgeslacht Reedijk

Ik was het zevende bakkersgeslacht op die plek, in de Voorstraat van Piershil. De geschiedenis daar gaat terug naar begin 1700, mijn voorvader was een boer met 4 zoons. Hun bedrijf runden ze met 18 dagloners. Paarden, koeien, landbouw, elke zoon had zijn eigen verantwoording. De jongste, Gerrit, hielp zijn moeder drie keer in de week met brood bakken. Zo is het allemaal begonnen. Later zijn alle landerijen verkocht en werd de oude boerderij in gebruik genomen als bakkerij. De stokoude schuur is omstreeks 1942 door een brand verwoest, het huis bleef wel gespaard. De oorzaak was een ouderwetse oven, die werd gestookt met takkenbossen en turven. En scheven, een afsnijdsel uit de vlasserij, dat brandde lekker door. Na gebruik werd de oven leeggehaald en gingen de smeulende resten in een doofpot. Deze was aan de oude kant, er zat een lek in. Op vrijdag was het laatste brood gebakken, op zaterdag vond de schoonmaak plaats. Om die reden werd de pot weggerold naar de schuur. Op zondagmorgen brak er brand uit, de gehele schuur is daarbij verloren gegaan.

Als vijftienjarige de bakkerij in

Mijn vader Piet leerde mijn moeder Adriana van Strien kennen in een dansgelegenheid, in Abbenbroek. Na hun huwelijk betrokken ze het ouderlijk huis van de echtgenoot, ze kregen drie kinderen. Mijn broertje Japie overleed in december 1941, op zevenjarige leeftijd. Hier in Piershil ging iemand met zijn dorskast de boeren langs. Daar zat een lange boom aan, met zijn vriendjes reed Japie daarop mee. Tot hij er een keer afviel. Het gevaarte reed over hem heen, hij was op slag dood. Dat was een droevige tijd. Ik mocht ineens met het speelgoed van mijn broertje spelen, een Marklin-trein. Zo merkte ik zijn afwezigheid op. In 1944 werd mijn zus Anneke geboren, vanwege de inundatie waren we toen in Nieuw-Beijerland geëvacueerd. Van school kwam weinig terecht. In de hongerwinter zijn we terug gegaan naar Piershil, ik zat toen bij Juffrouw ’t Hart in de klas. Het eerste jaar heb ik twee keer gedaan. Ik liep samen met wat andere jongens achter, we konden gewoon niet meekomen. Later bij meester Baars en Klippel werd ik wel aanwezig gemeld, maar ik hielp al in de bakkerij. Om mijn leerplicht te vervolmaken hielp meester Gaakeer, het hoofd der school, mij in de avonduren met mijn Middenstandsdiploma. Vanaf mijn vijftiende ben ik de bakkerij in gegaan.

Hulp en op eigen benen

Mijn ouders zijn in 1945 gescheiden. Bedrijfsleider Jaap Vink hielp samen met zijn knecht Bassie Groenenberg om de zaak draaiende te houden. Tot ik oud genoeg was. Want toen ik 7 was had mijn moeder gevraagd wat ik wilde worden. Bakker natuurlijk! In de begindagen bakten we niet zelf, het brood kwam van Leen Dijkgraaf uit Nieuw-Beijerland. We kregen wel eens een zak tarwe, bij de molenaar Andeweg hier lieten we dat malen. Van de zemels die over schoten maakten we zwaar brood. Toen we zelf weer konden gaan bakken maakten we witbrood, wit regeringsbrood (minder van kwaliteit, dus goedkoper) en tarwebrood. In de winkel aan de kant van de Voorstraat verkochten we brood en levensmiddelen. Het was tijd om op eigen benen te gaan staan, om die reden hoefde ik ook niet in militaire dienst. Ik heb mijn diploma ‘Brood en Banketbakkerij’ gehaald, ervaring deed ik op bij bakker Nolen op de Blaakschedijk en bakker Vis in Heerjansdam. Moeder had de naam van de bakkerij laten wijzigen in Van Strien. Mijn vader begon opnieuw in Mijnsheerenland, met lege handen. Als eenmalige alimentatie schonk hij al zijn bezit in Piershil aan mijn moeder. Die eerste jaren, toen ik voor mezelf stond, had ik een voldaan gevoel. Want je ging iets opbouwen. Mijn moeder was ziekelijk, hierdoor moest mijn zus Anneke de school verlaten om te helpen in de winkel. Mijn moeder deed wel de administratie en af en toe de winkel om Anneke te ontlasten. Het was hard werken in die jaren, zeker toen mijn moeder in het ziekenhuis terecht kwam. Haar overlijden in 1961 kwam hard aan. Ze had goed voor ons gezorgd, we kregen altijd wat we wilden hebben. Het dorp leefde met ons mee, dat merkte je aan alles. Ineens kregen we veel nieuwe klanten, om ons te helpen er weer bovenop te komen. De meeste klanten waren op basis van geloof verdeeld over de bakkerijen hier, toen liet men dat los. Ik heb in die periode veel steun gehad aan mijn vriend Gerrit Bijl. Later kreeg hij iets met Anneke en zijn ze getrouwd.

Snel een touwtje erom heen!

Op een gemiddelde werkdag begon ik om 06.00 uur met deeg draaien. Twee uur later was de oven warm gestookt, het eerste brood ging er dan in. Tarwebrood met regeringswit, een oven vol. Er konden zeventig tarwebroden in en vijftien witte. Rond kwart voor tien kwam het brood eruit, daarna werd de oven weer een half uur opgestookt. Bij het ‘tweede schot’ werden nog eens vijftig broden gebakken. Tenslotte werd de hete oven benut voor het bakken van zaken als gevulde koeken, amandelbroodjes en tompouceplakken. Na de lunch begon ik met de bezorging. Even snel met het brommertje naar de Oosthoek, daar zaten vier klanten. De rest bracht ik rond met de bakkerskar, op de fiets dus. Op zaterdag bestelden klanten ook andere boodschappen, die werden op maandag afgeleverd. Woensdag koekjesdag, dan werd er niet bezorgd. Toen ik mijn vrouw had leren kennen hielp ze mee in de winkel. We verkochten suiker, bruine bonen, soda, rijst, spliterwten, allemaal bulkgoed dat we zelf moesten uitwegen. We verkochten ook koffie en zeep, we waren aardig gesorteerd. Dat vormde een belangrijk deel van de omzet, bezoek aan de winkel nodigde ook uit om brood te kopen natuurlijk. Via Baars uit Oud-Beijerland verkochten we kaas, de roomboter zat verpakt in doosjes. En zoute vis! Dat stonk als een duvel. De vis werd bewaard in tonnetjes. Als zo’n ton open ging werd de vis in een oude krant verpakt, snel een touwtje erom heen!

Concurrentie – het einde

Onze dochters werden in Piershil geboren, het was hard werken om voor een jong gezin te kunnen zorgen. Bakker Bezemer was meteen na de oorlog gestopt, maar bakker Poldervaart (later De Buck) was tien meter verder gevestigd. We waren elkaars concurrenten, maar in de vakantietijd vingen we elkaar op. We gunden elkaar vakantie, daarna begon de concurrentiestrijd weer. ‘Jouw brood is lekkerder dan van Gerrit de Buck’, zo spraken mijn klanten. Maar bij Gerrit gaven ze dat compliment juist weer aan hem, ik lapte het aan m’n laars. We hadden onze eigen klanten, de bezorging werd op elkaar afgestemd. De komst van een A&O Supermarkt aan de Molendijk was eigenlijk de nekslag. Ik verkocht ook levensmiddelen, dus die nieuwe winkel trof mij harder dan Gerrit. Vanwege de centrale inkoop was A&O goedkoper, folders met aanbiedingen werden verspreid. In 1966 heb ik de zaak moeten sluiten, we zijn verhuisd naar Voorne-Putten. Daar ben ik in dienst getreden als voorman bij een grote bakkerij. Het pand hebben we verkocht aan Jaap de Koning, de melkboer. Ooit hadden we de oude oven laten vervangen, de nieuwe was degelijk gemetseld door Van de Merwe. Het was een hels karwei om die te slopen, zo liet Jaap mij jaren later weten.

Updated: oktober 25, 2017 — 8:33 am
  1. Ik ken dit verhaal wel ,mn ouders waren klant en mn broers hebben nog geholpen in de bakkerij als ze vrij waren van school ,En Anneke ,Ik denk dat alle mannen wel een beetje verliefd waren op haar ze was een knappe verschijning, ook kan ik Ko me nog goed voor me halen omdat hij bij ons aan de deur kwam even als zn moeder die ik me goed kan herinneren ondanks mn jonge leeftijd

  2. Via een tip kwam ik op deze website terecht. De Achterberg-ers uit de Hoeksche Waard stammen allen van Johan Agterberg af. Hij huwde in 1813 op de Korendijk met Aria de Bie. Johan was kleermaker en kwam uit Friemersheim, nu een voorstad van Duisburg in Duitsland. Ik heb voor zover mogelijk [privee regels] de familie geschiedenis uitgezocht en werd daarbij geholpen door mijn achterneef Jan uit de Achterweg.
    Als iemand geïnteresseert is, dan verneem ik dat wel.
    Met vriendelijke groet,
    Jan Achterberg

Laat een antwoord achter aan Jan Achterberg Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.