Artikel Hoeksche Waard Exclusief lezen: 1953-HWE-Puttershoek1
De onderstaande foto’s zijn door mij toegevoegd en maken geen deel uit van de officiële rapportage.
Bron : De Hoeksche Waard, een studie van enkele sociologische en sociaal-psychologische apecten. In opdracht van de Centrale watersnood Commissie der Ned. Hervormde Kerk, uitgevoerd door Stichting voor Practische Psychologische en Paedogogische Arbeid vanwege de Nederlands Hervormde Kerk (Utrecht).
PUTTERSHOEK DEEL 1
Bewoning en bevolking
Over het ontstaan van de naam bestaat onenigheid. Puttershoek ligt deels onbeschermd ten opzichte van de rivier, veel van de langs de rivierdijk wonende dorpelingen ondervinden ’s winters dan ook veel ongemak van het water. De oudere huizen zijn langs de dijk gebouwd. Op de dijk zetten de bewoners na waarschuwing (en ook wel op eigen initiatief?) zèlf de vloedplanken en schotbalken in de daartoe bestemde openingen. Dit gebeurt ook wel in andere plaatsen; het illustreert hoe het water en de dijk factoren zijn in het dorpsbestaan. Men hoort er echter weinig over spreken; ook de ramp is geen onderwerp van discussie meer. Het gezinsleven wordt in Puttershoek evenals in vele andere plaatsen in de eerste plaats zeer beïnvloed door het grote aantal een- en tweekamerwoningen; b.v. in vele gevallen moeten 2, 3 en 4 gezinnen gebruik maken van één W.C. Burenruzies treft men hier dan ook meer aan dan in de nieuwe buurt. Na de oorlog is men begonnen met een actievere woningbouwpolitiek: 18 krotten werden opgeruimd en 154 nieuwe woningen gebouwd, terwijl er nog 28 in aanbouw zijn; (ook wordt er een nieuwe kleuterschool gebouwd). Voor Puttershoek geldt vervolgens wellicht nog sterker dan in andere plaatsen, dat het hele leven, vooral het huiselijke, bepaald wordt door de arbeid, de strijd om het bestaan. Er zijn weinig boeren; een deel van de bevolking vindt haar broodwinning op de suikerfabriek, de rest echter is aangewezen op periodiek steeds wisselend werk als biezen- en rietsnijden, werk bij de boeren, aardappels en bieten rooien, werk bij de havens, de campagne op de suikerfabriek etc. Er wordt dan soms veel verdiend, zonder dat men veel overleg toont bij de besteding van dit geld.
Voedsel en kleding krijgen onevenredig veel aandacht: ongeacht de hoge prijzen eet men b.v. de eerste groenten, de gerookte paling etc. Er wordt veel gesnoept: 2 patates frites-kramen doen uitstekende zaken. Voor ontwikkeling wordt weinig geld besteed. De inrichting van de woning is over het algemeen netjes; als er nette kamers zijn, zijn ze van het type “old-finish”, “rechtvaardig” en niet bewoond. Uitzonderingen daargelaten, ziet men weinig boeken; uit de bibliotheken (een van de O.L.S. en een van een particulier) worden vrij regelmatig boeken geleend, meest romans, weinig “studieboeken”. De goede sociale voorzieningen (noodwet Drees) zijn eveneens van invloed op de omvang van de spaarzaamheid. Kinderen horen bij de kring van volwassenen, zijn eigenlijk kleine “grote mensen”, gaan laat naar bed en maken automatisch kennis met de grote mensen-wereld, i.c. de Puttershoekse. Aparte aandacht voor opvoeding treft men over het algemeen niet aan, wel de zorg in de sfeer van het lichamelijke, men loopt gauw naar de dokter, is snel bezorgd voor het lichamelijk welzijn. Het zuigelingen- en kleuterbureau van de arts wordt goed bezocht – als de dokter ,,er van weet”, is men niet meer bezorgd. Psychologische en paedagogische adviezen worden echter niet opgevolgd uit gemakzucht, het kost alles al gauw teveel moeite, d.i. inspanning om te denken. Men is niet geneigd iets aan te nemen. Gevolgen van dit alles vindt men in vormeloosheid van het gezinsleven en in het leven van de opgroeiende jeugd. Er zijn veel klachten van hysterische aard. Het is in Puttershoek mogelijk dat een hysterica haar hele omgeving om zich laat draaien. De plaatselijke arts acht ook een neurotische aanleg bij velen onmiskenbaar. Waarschijnlijk houdt dit verband met het feit, dat Puttershoek reeds voor de vestiging van de Suikerfabriek (1913) een veel minder gesloten gemeenschap was dan de meeste andere plaatsen in de Hoekse Waard, vrnl. door de aard van het arbeidsleven; het werk was wisselend en niet aan een vaste plaats gebonden, de mannen waren dikwijls weg; de gevolgen voor het gezinsleven zijn duidelijk. We moeten hierbij in aanmerking nemen dat het contact met de ,,buitenwereld” eenzijdig was. Door de onregelmatige mobiliteit werd de structuur van het leven op een bepaalde manier veranderd, werd onduidelijk. Na het verlies van zin, kreeg het bestaan geen nieuwe geestelijke impuls. Momenteel worden er 10 mensen uit Puttershoek in inrichtingen voor geesteszieken verpleegd, terwijl er slechts één kind het B.L.O. in Oud Beijerland volgt (er zouden er meer moeten zijn, doch de ouders zien er het nut niet van in).
In Puttershoek lijkt het kerkelijke leven wat betreft zijn functie in het bestaan vrijwel uitgerangeerd. Van de 1600 Herv. doopleden (Kerkvisitatie 1948) zijn slechts 15 % belijdende lidmaten, d.i. iets minder dan het aantal kerkgangers, ’s morgens 300, ’s avonds 100 à 120, een vaste groep met weinig wisseling. Het aantal Avondmaalgangers is 60 à 70. Puttershoek geldt als een Geref. Bondsgemeente. Het besef, wat dit betekent, reikt waarschijnlijk niet verder dan dat het een teken van kwaliteit is, welke men kan herkennen aan het niet zingen van Gezangen en een „zware” prediking. De gemeente was oorspronkelijk niet „Bonds”. Deze ontwikkeling begon na 1918 en werd hoofdzakelijk beïnvloed door enkele ouderlingen en door de wisselwerking beroepings-werk-predikant, waardoor bepaalde predikanten de gemeente het stempel „bonds” verleenden. Na de eerste Wereldoorlog werd ook de kermis afgeschaft en de Herv. School opgericht. In deze periode valt ook de afscheiding van de Protestantenbond, door diegenen, die met de gang van zaken niet tevreden waren, ook beïnvloed van ,,buitenaf”. Deze afdeling is inmiddels weer opgeheven. Die mensen gaan nu niet meer ter kerke; ontvangen wel de Herv. predikant als hij komt. Het ,zware karakter” van de gemeente wordt minder: door het geringe aantal belijdende lidmaten is de keuze van het ouderlingschap beperkter en heeft de kerkeraad minder een uitgesproken stempel. Overigens heeft het godsdienstig leven van de hier dus kleine groep hetzelfde karakter als in de overige plaatsen van de Hoekse Waard. Men vindt oermenselijke religiositeit terug in opmerkingen als: ,,Bij U worden er teveel mensen zalig, Dominee” en ,Zo eenvoudig is het niet” etc. Hieruit spreekt een besef van de ongenaakbare heiligheid Gods.
Anderzijds vindt men ook hier de bevindelijke trekken; de beslotenheid van de groep maakt, dat belevingen van individuen tot gelding komen. De kerkgang en de prediking worden gevat in de hier aangestipte traditie; men kan er moeilijk bovenuit komen. De belijdeniscatechisatie brengt veel meer tot contact en persoonlijke kennisname en worsteling. Reacties op de preek krijgt de predikant nagenoeg niet. Slechts enkelen, die vaker contact met de predikant hadden, komen in bepaalde gevallen bij hem om raad. De doop is bijna tot dooptraditie geworden; de motieven die men hierbij hoort zijn als de reeds eerder genoemde. De predikant moet wel altijd bij de begrafenis aanwezig zijn; waarschijnlijk wordt dit in sterkere mate als religieuze functie gezien als de doop. Belijdenis doen betekent veelal dat men bepaalde dingen niet mag doen, b.v. fietsen op Zondag of iets dergelijks. Merkwaardiger is de opmerking die men meermalen hoort: ,,Ik voel me niks minder dan degenen die wel belijdenis doen”. Het verband doop-belijdenis-Avondmaal wordt niet gezien. De Geref. Gezindte (Geref. Gem. en Oud Geref.) omvat ruim 100 mensen. In de Chr. Geref. Kerk is een splitsing gekomen, een groot deel der leden is tot de Geref. Gem. overgegaan, d.w.z. men komt bijeen, houdt leesdiensten en laat predikanten komen als b.v. Ds Du Marchie van Voorthuyzen. Een kleine rest is Chr. Geref. gebleven. De invloed van deze groepen is niet groot. De Zondagschool telt 150 kinderen; de leiding berust bij de enige Geref. Bonds-ouderling, die dit werk trouw doet, echter weinig voelt voor nieuwere methoden. Men volgt de rooster van de Z.S. op Geref. grondslag; leest echter ook “Kind en Zondag” van de N.Z.V. en gebruikt ook flanelbord. Eens per maand is er een vergadering o.l.v. de predikant, waarop ook een proefvertelling met kritiek gehouden wordt. Er is een jongensclub (11 tot 16 jaar) o.l.v. de predikant, waarvan het ledenaantal sterk teruggelopen is sinds het vertrek van de vroegere leider (hoofd der C.L.S.). Het programma omvat bijbelinleiding, pauze, figuurzagen, spel etc. ’s zomers ook buiten. Ook de meisjesclub (12 tot 16 jaar) is sterk teruggelopen. Deze telt nu 20 leden en is aangesloten bij de C.J.V.F. De jongelingsvereniging (op Geref. grondslag) telt 25 leden en komt ’s Zondags bijeen van 12 – 1 uur, “een uur, waarop je toch niets anders doen kunt”. Het programma omvat weinig meer dan een bijbelinleiding met enige discussie, de pauze is tevens het einde. De jaarvergadering („jaarfeest”) en het “reisje” vormen hoogtepunten, die belangrijke bijdragen zijn tot de opkomst op de vereniging. De meisjesvereniging (14 leden) heeft thans geen leiding. Men kan geen leidster uit eigen kring hebben, (deze heeft geen overwicht); neemt geen initiatief er een te vinden; wacht tot de Kerkeraad iemand aanwijst. Het programma omvat bijbelinleiding met discussie en naaien, waarbij eventueel voorlezen uit een boek niet in trek is; men wil liever wat praten onder het breien. De Jonge Kerk telt 20 jonge lidmaten (13 meisjes, 7 jongens) onder leiding van de predikant. De onderwerpen die behandeld worden zijn b.v. “Wat is kerkgang”, “Hoe horen we een preek?” (waarbij in de discussie eigenlijk gezegd wordt hoe men een preek wenst); “Hoe lees ik de bijbel”; “de Zondag” enz. Men discussieert in groepen en “komt los”. De Vrouwenvereniging telt 30 leden. De leidster (predikantsvrouw) houdt een bijbelinleiding, gevolgd door discussie, gezang en gebed. Dan wordt er gewerkt (breien) voor een bazar, veelal onder voorlezen van een boek. Er is een gezellige sfeer. Allen komen uit Puttershoek; geen intellectuelen, boeren of “import”. Er is een jeugdcommissie van 4 man, die weinig uitvoert; men mist de visie op zijn taak. Persoonlijke antipathieën spelen een rol; er is veel kritiek op de kerk en de predikant.
Bij de politieke verhoudingen valt het meest op, dat Puttershoek het hoogste percentage P.v.d.A.-stemmen heeft en dat de A.R. enigszins teruggelopen is. Dit is significant voor de hele ontwikkeling. Men verwacht van de P.v.d.A. verbetering van eigen levensomstandigheden; van bewust socialisme kan men weinig spreken. De verhoudingen in Puttershoek met het hoogste percentage fabrieks- en transportarbeiders en nieuwe middenstand en het lage percentage boeren en landarbeiders worden door de politieke cijfers duidelijk geïllustreerd.