1973 – Hoefsmid heeft nog genoeg werk te doen

In 1973 verscheen een artikel in de krant ‘Het Zuiden’ over Gerrit van der Kuil, de hoefsmid van Piershil.

Zie ook: 1963 – Beatrixstraat 1 (werkplaats).

Artikel – ‘In Piershil heeft hoefsmid nog genoeg werk te doen’ – Het Zuiden 16 januari 1973

In de loop der jaren zijn veel van de echte oude ambachten verdwenen. De nieuwe tijden eisten een andere aanpak. En voor zover men niet te oud was moest men of moderniseren of ermee ophouden. In het plaatsje Piershil in de Hoeksche Waard maakten we kennis met de heer V.d. Kuil, een smid van de oude stempel, die het moderne met het oude heeft gecombineerd. Naast het repareren van moderne landbouwwerktuigen beslaat hij nog regelmatig paarden. Iets wat de tijden heeft getrotseerd en heden ten dage nog net zo gebeurt als vroeger. Hij vertelt ons: “Als 13-jarige jongen ben ik in de leer gegaan bij een smid die mij het vak tot in de puntjes bijbracht. Ook het beslaan van paarden. Dat was vroeger één van de belangrijkste werkzaamheden van een smid. In 1940 heb ik me hier in Piershil gevestigd. Ik kon toen deze smederij overnemen. En al ben ik nu 66 jaar en kan ik eigenlijk – als ik dat zou willen – van m’n AOW gaan leven, liever ga ik toch nog maar wat jaartjes zo door. Maar op nog even terug te komen op vroeger, paarden waren toen voor de doorsnee boer een rijk bezit. Ze moesten al het zware werk verrichten. Met andere woorden: ze waren voor de boer de bron van inkomsten. Tractoren, het woord alleen al, kende men niet. Van vroeg tot laat waren paard en baas in de weer. Daarom was het belangrijk dat een paard niet alleen goede voeding kreeg, maar dat ook regelmatig zijn hoeven vernieuwd werden. Zoals wij onze schoenen moeten vernieuwen, zo moet een paard minstens om de zes à acht weken nieuwe hoefijzers hebben. Gebeurt dat niet, dan krijgt het dier last en kan het zelfs kreupel gaan lopen. Vroeger had je ook veel van die Belgische werkpaarden, nu zie je ze hier niet veel meer, die zo lekker liepen te sloffen. Die waren zeker elke twee weken aan nieuwe hoefijzers toe.

“Het is nu allemaal wel wat minder geworden. Alleen aan het paarden beslaan zou ik geen droge boterham meer verdienen, gezien deze dure tijd. Maar toch haal ik elke week nog wel een aardig aantal. Ik ben hier in deze omgeving de enige die dit werk nog doet. Vandaar dat de boeren uit de omliggende dorpen nog allemaal hun paarden door mij laten beslaan”. Op dat moment komt één van de boeren uit de omgeving met z’n paard. Wij vallen met onze neus in de boter, want we kunnen nu met eigen ogen zien hoe dat beslaan precies in z’n werk gaat. Het paard doet een beetje schichtig, kennelijk omdat er buitenstaanders bij zijn. Zachtjes wordt het de hoefstal ingeleid. Een hoefstal is een stevig soort hekwerk, waar het paard helemaal vaststaat. Het hoofd wordt dan aan weerszijden met een touw vastgebonden. Hierdoor kan het moeilijk bijten, als het daar zin in zou hebben. De benen worden ook bij elkaar gebonden om te voorkomen dat het paard zal gaan schoppen. Als de smid zover is, wordt één van die touwen verwijderd en kan één van de benen op een soort voetenbankje gelegd worden, dat voor en achter aan de stal bevestigd is. Het paard wordt hierdoor minder moe van het staan op drie benen. Men begint met de oude hoef te verwijderen. De nijptang doet hier wonderen. Als het ijzer eraf is kun je goed zien, dat het beest er inderdaad veel mee gelopen heeft, want het is helemaal afgesleten. Zoals de mens regelmatig zijn nagels moet knippen, wil hij er geen last van krijgen, zo gaat men bij het paard met hamer en beitel het hoorn afsteken. Dat is iets wat minstens zo belangrijk is als het vernieuwen van de hoefijzers. Wordt het niet bijgehouden, dan kan het hoorn op den duur ook in het vlees gaan groeien. Met het gevolg dat het dier kreupel wordt. Hier geldt ook alweer hetzelfde als voor de mens: op je onderdanen moet je zuinig zijn, ze moeten je de hele dag dragen. Het verschil tussen mens en paard is echter, dat een paard afhankelijk is van de mens, zijn “werkgever”. Ondertussen is het vuur aangestoken. Het is één van die zaken waarbij het oude plaats heeft moeten maken voor het nieuwe. Een elektrisch aangedreven motor blaast het vuur aan en houdt het op constante hitte. Met de blaasbalg die vroeger gebruikt werd ging dat moeilijker; er kwam heel wat mankracht aan te pas om het vuur constant te houden. Ook de nieuwe hoefijzers die in het vuur gelegd worden zijn geen handwerk van de smid meer. Dit werk zou zo tijdrovend en kostbaar worden dat een baard beslaan een vermogen zou gaan vergen. De hoefijzers komen in gangbare maten, jawel, ook hier zijn er maten, van de fabriek. Na een paar minuten haalt de smid één van de gloeiend rode ijzers uit het vuur en slaat op het aambeeld de ruwste randjes eraf. Daarna brengt hij het nog gloeiend warme ijzer op de hoef aan. Een enorme schroeilucht en een rookwolk omgeven ons als het ijzer de hoef raakt. Na gekeken te hebben of er nog wat bijgeschaafd moet worden haalt de heer vd Kuil het ijzer er weer af. Het past mooi. Hierna wordt het ijzer eventjes ondergedompeld in water. En weer wordt het op de hoef geplaatst. Ditmaal definitief. Dan komen de nagels er nog aan te pas, een speciaal soort lange spijkers. Dat vastzetten van het hoefijzer is iets wat vakkundig moet gebeuren. De nagels mogen niet in de oude gaten terecht komen, want dan zouden de ijzers na korte tijd weer gaan loszitten en kan het paard ze zelfs verliezen. Maar ze mogen ook niet te hoog of te laag zitten, want dat zou het paard weer kreupel kunnen maken. Na anderhalf uur is het gebeurd en heeft het paard weer vier keurige nieuwe hoefijzers, waar het weer zo’n zes weken mee kan doen. Je hoort het paard bijna een zucht van opluchting slaken. Hoewel de heer vd Kuil zegt dat het beest totaal geen pijn leidt, mits het maar vakkundig gedaan wordt. We zijn ook nieuwsgierig naar wat dit nou allemaal gekost heeft. Dat valt heel erg mee: 30 gulden voor vier nieuwe hoefijzers, inclusief arbeidsloon. Daar kun je je auto geen beurt voor laten geven. Zelfs een paar schoenen is duurder. Als we dit zeggen, lacht de heer vd Kuil en zegt dan: “Toch is dit vele malen het bedrag dat de boeren jaren geleden voor dit karwei moesten betalen. U ziet het, ook dit werk kon niet aan de prijsverhogingen ontkomen”. Het paard draaft inmiddels opgewekt de smederij uit op weg naar het werk dat wacht. Als we vertrekken is ook het vuur gedoofd, maar ongetwijfeld niet voor lang, want er zijn in de omgeving nog genoeg paarden die nodig weer van nieuwe hoefijzers voorzien moeten worden. Nou bij de heer vd Kuil kunnen ze terecht. Al 33 jaar lang.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.