In 1983 verscheen de streekroman ‘de Barbier van Piershil’, geschreven door Pleun Troost. Een historisch verhaal, dat zich grotendeels afspeelt in Piershil, over de veelbewogen dagen rond het jaar 1672. Het verhaal speelt zich af rondom de kwalijke rol die Willem Tichelaar, de barbier van Piershil, speelde bij de moord op de gebroeders de Witt. Het boek is verschenen in 1983 (uitgeverij Den Hertog BV) en door auteur Pleun Troost opgedragen aan Arie en Klaas Veerman uit Piershil.
Er bestaat overigens ook een veel oudere versie van ‘De Barbier van Piershil’, uit 1845, klik hier
Knipsel ‘Zonder de Veermannen geen roman’ – AD Hoeksche Waard 18 oktober 2018
Tweeling haalt herinneringen op aan totstandkoming ‘De Barbier van Piershil’
Zonder de Veermannen geen roman
De roman is al van 1983. In De Barbier van Piershil wordt verhaald over de betrokkenheid van de lokale kapper bij de moord op de staatslieden De Witt in 1672. Vanavond komt dat verhaal opnieuw tot leven. Klaas Veerman uit Piershil speelt daar een verrassende rol in. In de historische streekroman ‘De Barbier van Piershil’ van Pleun
‘Troost (1917-1997) beschrijft deze Mijnsheerenlandse schrijver hoe een kapper uit Piershil een grote rol speelde bij de moord op de gebroeders Johan en Cornelis de Witt in 1672. De impact van deze politieke moord was in die zeventiende eeuwse jaren te vergelijken met die op Pim Fortuyn in 2002. Het boek is opgedragen aan de tweelingbroers Arie en Klaas Veerman (77) uit Piershil, „Mijn broer en ik waren buschauffeurs, eerst bij de RTM en later bij de ZWN,” vertelt Klaas. Hij weet nog hoe schrijver Pleun Troost bij toenmalige boekhandel van den Tol in Dordrecht werkte ‘en vaak bij hem in de bus zat. Zo raakten ze aan de praat. „Het ging meestal over de politiek, want ik was toen gemeenteraadslid in Piershil en hij in Mijnsheerenland.” Veerman was en is een fan van Troost. Zijn boeken gaan over dorpen in de Hoeksche Waard. Veerman vertelt dat hij hem op een gegeven moment opperde: „Waarom schrijf je niet eens over Piershil. Wat moet ik dan schrijven, reageert Troost, er gebeurt daar nooit iets.” ‘Zo vertelt de Piershillenaar hem over Willem Tichelaar, de barbier van Piershil. Veerman had dat verhaal vroeger op school gehoord, maar kan het zich niet precies herinneren. ‘Troost, zegt Veerman, reageerde nauwelijks op dat idee. Maar een jaar later ligt daar ineens ‘De Barbier van Piershil” In het najaar van 1983 zijn Arie en Klaas zelfs eregasten bij de presentatie van het boek. „Op de eerste bladzijde lazen we tot onze stomme verbazing onze namen. Bleek hij het boek aan ons te hebben opgedragen.” Vanavond gaat historicus Luc Panhuysen dieper in op de rol die Tichelaar speelde bij de moord op de gebroeders De Witt. Alle stoelen in Museum Hoeksche Waard zijn bezet, maar Arie en Klaas Veerman zelf blijven thuis. „Wij kennen dit verhaal al,” zeggen ze lachend.
Het verhaal speelt zich af in 1672. De binnenlandse strijd tussen Oranjegezinden, aanhangers van Willem II, en Regenten laait op. Willem Tichelaar, barbier in Piershil, verschijnt voor de rechtbank in Oud-Beijerland. Hij betaalt zijn dienstbode te weinig en is handtastelijk bij vrouwen. Rechter Cornelis de Witt, burgemeester van Dordrecht en broer van raadspensionaris Johan de Witt, verklaart Tichelaar schuldig. Die keert berooid terug naar Piershil. Later dat jaar zoekt hij Cornelis de Witt in Dordrecht op om verhaal te halen. Al vrij snel na zijn bezoek dient Tichelaar een aanklacht in tegen De Witt, omdat deze een moordaanslag zou beramen op Willem II. Korte tijd later worden Cornelis en zijn broer Johan in Den Haag vermoord.
Klik op de afbeelding voor een vergroting
Afbeelding ‘De Barbier van Piershil’ – door Pleun R. Troost
Artikel ‘Een boek zonder boodschap is een boek zonder zin’ – 2 december 1983 Algemeen Dagblad
‘Zonder God is het nergens veilig. Die boodschap loop als een rode draad door mijn werk heen.’ Pleun Rokus Troost (66) uit Mijnsheerenland, na een dienstverband van 47 jaar gepensioneerd als boekverkoper, schrijft streekromans. Zijn oeuvre omvat nu negen boeken, het tiende is alweer onder de pen. Vandaag op pagina 2: De Herman de Man van de Hoeksche Waard.
MIJNSHEERENLAND — In veel van zijn personages herkennen de inwoners van de Hoeksche Waard zonder moeite streekgenoten, voelen zich ook aangesproken door de rake sfeertekening. ”De eerwaarde heer Johannes Canzius,” zo luidt het begin van De barbier van Piershil, zijn recentste werk, ”de Piershilse zieleherder, stond voor het venster en tuurde de zonnige dorpsstraat in. Zijn dorp was klein en de gelovigen trouw.” Je ziet het zo voor je.
Verteller
Pleun R. Troost is een gevierd man in de regio voor wie weinig deuren gesloten blijven. Alles bij elkaar zijn er twintigduizend boeken van zijn hand verkocht. Elders in het land is er weinig vraag naar; daarvoor is de behandelde materie te plaatsgebonden. De romancier heeft daar wel vrede mee. Hij is een bescheiden en bedachtzaam mens, die ongaarne op de voorgrond treedt. Bovendien beschouwt hij zichzelf niet als een schrijver, maar als een verteller. ”Het is geen literatuur,” zegt hij. ”Qua taalgebruik kan ik niet in de schaduw staan van een Mulisch. Maar ik zanik niet. Ik vertel gewoon hoe het toen was. Soms weet ik niet eens waar ik zal uitkomen. Ik probeer de mensen wel gezellig bezig te houden, maar ik wil ze ook waarschuwen. Een boek schrijven zonder boodschap vind ik zinloos. Ik ben heus niet zo verschrikkelijk vroom, maar ik ben wel bijbels getint.”
Succes
Zijn eersteling, de verzetsroman De molen van Moerland, kwam voort uit een feuilleton dat hij voor het Reformatorisch Dagblad had gemaakt. Moerland staat voor Mijnsheerenland, de gemeente waar de auteur woont en werkt. Er werden bijna achtduizend exemplaren van afgenomen. Een dergelijk eclatant succes heeft de schrijver nadien niet meer beleefd. Zijn lievelingsboek is De tram die rijdt op wielen, waarin hij de komst van de stoomtram in de Hoeksche Waard schetst. “Die verbond de streek met Rotterdam,” zegt hij, ”en dat was in de ogen van de mensen hier de wereld. Er is op de kansel fel tegen geprotesteerd, want ze waren bang dat de boerenjongens daar feest zouden gaan vieren.” Dat heeft de toenmalige herder goed gezien, want daarna was het hek van de dam. Steeds meer stadse andersdenkenden wisten toen ook de weg naar Mijnsheerenland te vinden, met alle nieuwlichterij van dien. Zes jaar geleden is Pleun Troost uit de gemeenteraad gestapt, waar hij het namens de Antirevolutionaire Partij vijfentwintig jaar had volgehouden.
Conflicten
”Zo lang ik de nestor in de raad ben geweest is er geen onfatsoenlijk woord gevallen,” zegt hij. “Maar door die mensen uit de stad is de sfeer helemaal veranderd. Ik besliste altijd naar eigen eer en geweten, maar toen moesten er ineens hoorzittingen komen en inspraak en dat gaf conflicten. Die hechte band tussen de mensen in het dorp is ook verdwenen. Er zijn nu ook autochtonen die op zondag hun auto wassen. Een fanaticus is hij niet. “Iedereen die de naam van Jezus Christus oprecht belijdt is mijn broeder,” zegt hij. Maar hij trekt wel grenzen. Grove woorden, om van erger nog maar niet te spreken, zul je in zijn boeken niet tegenkomen. Dat heeft hij eerlijk gezegd tegen op het werk van wijlen A. M. de Jong, toch een hoog aangeslagen auteur in dit ijzersterke genre. “Die is soms zo plat,” zegt hij. Favoriet A. den Doolaard is zijn favoriet, maar hij kan ook wel genieten van Mulisch. “Die heeft dan wel niet direct mijn inslag,” zegt hij, “maar ik bewonder hem toch. En ’t Hart kan nog zo ver van huis zijn, hij weet er wel wat van.” De vuilschrijverij van een man als Wolkers kan hem echter niet bekoren. “Het zal wel literatuur wezen,” zegt hij fijntjes, “maar ik vind het vijandig, hatelijk en grof.” Pleun Troost heeft ook een trilogie geschreven, die handelt over Barendje Engelen, een meiske met een lam armpje dat het liefst onderwijzeres wil worden. Barendje is met de helm geboren. Ze heeft een vooruitziende blik en zelfs de kwaaiste hond wordt zo mak als een lammetje zodra zij in de buurt is. Ze is een goede en godvruchtige vrouw en niet zo’n beetje ook. Aan het uitdiepen van zijn karakters begint de schrijver niet; goed en kwaad ziet hij graag duidelijk gescheiden, opdat daarover geen misverstanden kunnen ontstaan. “Een slechte kerel is bij mij ook slecht,” zegt hij.
Wijsgeer
De wijsgeer uit de polder wordt door velen zijn beste roman gevonden. Daarin geeft hij een schrijnende zedenschets van Sint Anthonispolder rond de eeuwwisseling, zijn favoriete tijdsgewricht. Alleen zijn jongste pennevrucht speelt zich af in een andere tijd. Dat zit zo. Twee inwoners van Piershil hadden zich erover beklaagd dat hij nog nooit een verhaal had gewijd aan hun gemeente. “Dat is het kleinste dorpje van de Hoeksche Waard,” zegt de schrijver verontschuldigend. “Maar toen dacht ik ineens: Verroest, misschien zit er wel wat in die Willem Tichelaar. In de geschiedenisboekjes staan maar twee regeltjes over die vent. Dat was dus de barbier van Piershil, die in 1672 Cornelis de Witt er heeft bijgelapt. Een schoft van een kerel, maar beter wat dan niets. Troost heeft zich daar lelijk op verkeken, want hij is een jaar bezig geweest met het uitpluizen van die onverkwikkelijke geschiedenis. Meestal begint hij meteen te schrijven, want weinig mensen weten meer over de Hoeksche Waard dan hij. Hij is tijdens die speurtocht op heel erge dingen gestuit. “Het is een roman,” zegt hij, “maar er staan geen leugens in.” Hij betreurt het dat Willem III er zo beroerd vanaf is gekomen, maar de waarheid moet gezegd. “Leuk is het niet,” zegt hij, “maar het was nu eenmaal niet zo’n beste.” Troost gaat verder waar de geschiedenisboekjes ophouden. U zult zich misschien nog wel herinneren dat de gebroeders De Witt door het gepeupel voor de Gevangenpoort in Den Haag letterlijk aan mootjes werden gehakt. Maar wist u ook dat de aldus verkregen losse lichaamsdelen van de onfortuinlijke regenten door het grauw aan de man werden gebracht? Een teen kostte tien stuivers, een oor deed vijfentwintig stuivers.
Leugenzak
Ook van de ongure hoofdpersoon zelf, die volgens de auteur “onder de staart van de duivel vandaan is gekomen” en die hij afwisselend schelm en leugenzak noemt, heeft Troost een onbekende wandaad boven water gebracht. Dat de chirurgijn door en door slecht was, was bekend, maar niemand had vermoed dat hij ook nog heeft geprobeerd een zekere Jannetjen Ewouts te schaken. Hij is toch nog 72 jaar geworden, want dat heb je als schrijver niet in de hand wanneer je je aan de feiten wil houden, maar hij verkeerde op het laatst wel in zeer behoeftige omstandigheden. Net goed. Bij de presentatie van het boek heeft Pleun Troost zich wel verontschuldigd. ”Ik heb toen tegen de burgemeester van Piershil gezegd: Het spijt me dat hij een van de slechtste mensen uit de Hoeksche Waard was, maar ik wist niet wat ik anders over Piershil had moeten schrijven. Maar u moet maar zo rekenen: hij was geboren in Oud-Beijerland.”
Bij de foto: Pleun R. Troost bij de molen De goede hoop, die een rol speelt in zijn eerste en succesrijkste werk „Een slechte kerel is bij mij ook slecht.” Foto: Leo van Velzen.
En nog steeds is dit boek tweedehands te koop: https://www.boekenstek.nl/a-42991373/literatuur-en-romans/troost-pleun-r-de-barbier-van-piershil/