1959 – Brand boerderij Bouman

Op vrijdagavond 23 januari 1959 werd de boerderij van de familie Bouman aan de Sluisjesdijk van Piershil getroffen door een grote brand. De grote landbouwschuur, een auto (Renault), een grote partij hooi en stro, granen- en landbouwwerktuigen werden door het vuur vernietigd. Achteraf bleken 18 melkkoeien, 18 varkens en 24 kippen in de vlammen te zijn omgekomen.

Artikel ‘Boerderij in brand in Piershil’ – Nieuwsblad voor de Hoeksche Waard 26 januari 1959

Veel vee omgekomen

Vrijdagavond omstreeks 10 uur werd Piershil opgeschrikt door het loeien van de brandweersirene. De boerderij van de heer J. B. Bouman aan de Sluisjesdijk stond in brand. Hoewel de brandweer spoedig ter plaatse was, bleek al gauw, dat van de schuur weinig meer te redden was. 17 koeien, 2 zeugen met 16 biggen en 10 kippen kwamen in de vlammen om. Bovendien gingen verloren alle landbouwwerktuigen, een auto en de wintervoorraad van stro, hooi en voerbieten. Uit de brand konden nog worden gered 11 stuks jong hoornvee, 1 koe, 2 paarden, 1 pony en 1 zeug met 9 biggen alsmede 40 kippen. Daar voor behoud van het woonhuis de brandweer van Piershil het niet alleen afkon, werd assistentie verleend door de vrijwillige brandweer van Goudswaard. De woning bleef behouden, hoewel de keuken uitbrandde en ook enkele andere vertrekken brand- en waterschade opliepen.

Proces Verbaal opgesteld door A. van den Ban – februari 1959

Op 23 januari 1959 omstreeks 22.00 uur, hoorde ik, Arie van den Ban, wachtmeester der rijkspolitie 1e klasse, behorende tot de groep Oud-Beijerland, post Piershil; dat de alarmsirene van de vrijwillige brandweer van de gemeente Piershil in werking werd gesteld. Nadat ik mij uit mijn woning had begeven zeg ik aan de horizon van de Zuidwestelijke hemel een grote vuurgloed van een kennelijke uitslaande brand. Terwijl ik mij per rijwiel in de richting van voormelde vuurgloed begaf zag ik, dat de schuur van de boerderij van J.B. Bouman, staande aan de openbare weg “Sluisjesdijk” te Piershil in brand stond. Het aan genoemde schuur grenzende woonhuis was echter nog niet door het vuur aangetast. Bij het betreden van het erf van genoemde boerderij hoorde ik aan het loeien van runderen, dat er zich nog dieren in de schuur van genoemde boerderij bevonden. Voorts zag ik, dat enkele personen enkele runderen(jongvee) van het erf joegen, zijnde vee, dat door die personen uit de brandende schuur was gehaald. Doordat het dak van de over zijn gehele lengte brandende schuur instortte bleek het onmogelijk zich nog in die schuur te begeven om nog meer dieren van de dood te redden. De schuur van genoemde boerderij bleek uit steen te zijn opgetrokken, terwijl de dakbedekking van deze schuur uit riet (oud-riet) bestond, waarin de vlammen een gretig voedsel vonden. Het gezin van J.B. Bouman, bestaande uit man, vrouw en vijf kinderen waren uit het woonhuis gevlucht toen de brand ontdekt werd, zodat niemand meer in het aangrenzende woonhuis van de brandende schuur aanwezig was. De echtgenote van Bouman met haar vijf kinderen hadden een toevlucht gezocht bij een zuster van deze echtgenote, genaamd weduwe T. van Bergeijk, wonende te Piershil, Voorstraat 23.

Wegens gebrek aan het nodige bluswater beperkte genoemde vrijwillige brandweer zijn werkzaamheden met het bestrijden van het vuur in de onmiddellijke nabijheid van het aangrenzende woonhuis. Het woonhuis kon hierdoor dan ook worden behouden. Deze grote boerderij-brand, welke in wijde omtrek te zien moet zijn geweest, trok uiteraard zeer veel belangstelling van de publieke zijde. Het publiek werd echter door de inmiddels ter assistentie verschenen opperwachtmeester der rijkspolitie A. van Ringelesteijn, de wachtmeesters der rijkspolitie 1e klasse L. van der Kruit en P. Sterk en de wachtmeester der rijkspolitie A. Damme, allen behorende tot de groep Oud-Beijerland der rijkspolitie, op behoorlijke afstand van het terrein van de brand gehouden, opdat de brandweer ongestoord en ongehinderd zijn werkzaamheden kon verrichten. Kort na aankomst op het erf van bedoelde brandende boerderij werd door mij de persoon van J.B. Bouman aangesproken, waarbij mij bleek, dat deze persoon zich in een overspannen dan wel oververmoeide toestand bevond. Voorts zag ik dat deze persoon een groot mes in zijn rechterhand had en dat zijn linkerhand hevig bloedde. Toen ik terloops vroeg, hoe dan toch bedoelde brand wel was ontstaan en hoe het kwam dat hij zo bloedde, antwoordde deze mij met gejaagde en kennelijk oververmoeide stem: ,,Mijnheer, ik heb de brand zien ontstaan, ik had het zelf kunnen doven, als ik maar een grote deken of zoiets had gehad, maar nu had ik niets dan zo’n brandblusapparaat met zo’n dun straaltje water, niets waard die dingen, ik heb al de koeien losgesneden en de deuren van de stal opengezet, maar die stomme dieren wilden er niet uit, ze liepen terug naar de vlammen, waarbij ik omver werd gelopen, toen ik het niet meer aankon ben ik maar weggelopen, de jonge koeien heb ik nog naar buiten gejaagd, hierna heb ik mijn vrouw geholpen met de kinderen, de brand is ontstaan in het midden van de schuur, daar zitten elektrische kabels, weerom ik kortsluiting vermoed, bij het lossnijden van de koeien heb ik mijn linkerhand opengesneden.

Op 24 januari 1959, omstreeks 9.00 uur, werd door mij de persoon van J.B. Bouman andermaal aangesproken en gevraagd naar de omstandigheden van de brand, waarbij hij verklaarde:

,,Ik dorst het je vannacht niet te zeggen Van den Ban, omdat ik mij er voor schaamde, omdat ik het nog niet wilde weten, dat de brand was ontstaan door die lamp bij de varkens. Door die rot lamp is thans al mijn goede melkvee verbrand, arme dieren (J.B. Bouman huilde bij het uiten van deze woorden). Toen ik gisterenavond om 21.45 uur in de schuur kwam heb ik de brand ik het afgeschoten varkenshok ontdekt. Boven dit varkenshok was zo’n keuken-verwarmingslamp opgehangen om de jonge biggetjes te verwarmen. lk zag, dat het stro in dat hok opgeworpen was en in brand stond. Als ik een deken zou hebben gehad zou ik de brand zelf hebben gedoofd. Toen ik het begin van brand begon te blussen met zo n brandblusapparaat schoot er ineens een uitschieter van een vlam langs een tas met hooi naar boven naar het rieten dak en toen was er geen houwen meer aan. De betreffende lamp moet in aanraking zijn gekomen met dat door de zeug opgeworpen stro, waardoor dit stro te sterk verhit moet zijn geweest. Ik zei vannacht van kortsluiting, maar dat was het niet hoor, want alle lampen in de schuur hebben tijdens de brand nog licht gegeven, want ik heb met behulp van deze lampen de koeien losgesneden. Drie jaren geleden heb ik de inboedel van de boerderij overgenomen van mijn vader, alsmede de koeien”.


Johannes Bastiaan Bouman (29-7-1919 – 16-01-1993) was de pachter van de boerderij met woonhuis, alsmede van de landbouw- en weidegronden. Eigenaar van de boerderij was Maaike van der Vorm uit Rotterdam (Mathenesserlaan 339), haar familie had nog meer boerderijen in eigendom. Zowel Jo Bouman als Maaike van der Vorm waren verzekerd tegen de brand.

Foto’s ‘Voor en na de brand’

Zicht op de originele schuur en op de nieuwe schuur.

Dankbetuiging – Nieuwsblad voor de Hoeksche Waard 2 februari 1959

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.