In de periode 1815-1848 kende Nederland een indirect kiesstelsel, waarbij via vele trappen de leden van de Tweede Kamer benoemd werden. In dit stelsel was een centrale rol toebedeeld aan de diverse colleges van Provinciale Staten: elk statencollege wees een aantal leden van de Tweede Kamer aan. De grondwetsherziening van 1848 betekende een radicale verandering van het kiesstelsel. Vanaf dat moment werden de leden van de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de Gemeenteraad direct gekozen door de kiesgerechtigden. De kieswet van 4 juli 1850 behelsde een nadere regeling. Kiesrecht was voorbehouden aan Nederlandse, mannelijke ingezetenen van 23 jaar en ouder, die bovendien voor een bepaalde som in de drie directe rijksbelastingen (te weten de grond-, personele- en patentbelasting inclusief de rijksopcenten) waren aangeslagen.
Afbeeldingen Lijst van Kiezers – Piershil 1882
Deze afbeeldingen tonen de bladzijden uit de kiezerslijst van Piershil van 1882, ware grootte 32,5 x 19,5 centimeter. Kolom 1 geeft de naam, kolom 2 de voornamen, kolom 3 de geboorteplaats, kolom 4 de geboortedatum, kolom 5 de plaats waar de kiezer in de belasting is aangeslagen (meestal is dat dus de woonplaats). Indien naturalisatie heeft plaatsgevonden wordt de datum ervan vermeld in kolom 6. Kolom 7 is het bedrag van de aanslag gesplitst in grondbelasting, personele belasting en patentbelasting. In plattelandsgemeenten, zoals Piershil, werden geen gedrukte lijsten gebruikt. Hier werden ofwel voorgedrukte formulieren met de hand ingevuld, ofwel waren de lijsten geheel met de hand opgemaakt. Omdat het handschrift hier en daar niet helemaal duidelijk is staat onderaan de tekst nogmaals.