1958 – Inwoner van Piershil bouwde luchtvloot

Inwoner van Piershil bouwde prachtige luchtvloot

Vliegveld met 90 toestellen

In Piershil woont een merkwaardig nauwkeurige man. Het is de 42-jarige kleermaker Jacobus Hoepel, wiens hobby het maken van…. vliegtuigen is. Als men over de Molendijk gaat vermoedt men niet, dat zich achter die vrij somber aandoende etalage met degelijke manufacturen, behalve nijver werkende kleermakers ook een schat van zorgvuldig nagemaakte vliegtuigmodellen bevindt. Het zijn de even fraaie als kostbare produkten, die langzaam onder de vaardige en accurate handen van die ongehuwde kleermaker zijn gegroeid. Twintig jaar heeft hij aan een luchtvloot gewerkt waarvoor kenners, liefhebbers en belangstellenden likkebaardend in het stof vallen. Niet minder dan negentig precieus nagemaakte vliegtuigen op een schaal van 1:50 geven een beeld van de groei van de luchtvaart van 1903 af toen de broeders Wilbur en Orville Wright in hun voornamelijk uit touwtjes en latjes opgebouwde machine voor het eerst vlogen, tot en met heden waar de sierlijke witte Skyray, een snelheid van kracht suggerende kist, gestroomlijnd naast de Deltavleugel, de Avro 707 staat.

Het is allemaal keurig in een kolossale vitrine geborgen, en alleen werkelijke liefhebbers krijgen toegang tot dit heiligdom op die zolder, vlakbij de werkplaats waar vier gebroeders Hoepel en een zeer bejaard familielid coupons stof tot goedgesneden kledingstukken transformeren.

Men vermoedt niet, dat op die zolder zoiets moois staat te staan, zonder dat anderen het weten, zonder dat anderen ervan kunnen genieten. Het tekent het karakter van de maker. Immers hij knutselt voor zich zelf, voor eigen ontspanning en voor niemand anders. De ware kunst is zichzelf uitleven en alleen voor zichzelf. Of een ander het mooi, kunstig, prachtig, nutteloos, enorm, wonderlijk, waardeloos of geweldig vindt, doet niets ter zake. De heer Jacobus Hoepel heeft al sinds zijn jeugd grote belangstelling voor de luchtvaart. Die belangstelling heeft hij met het klimmen der jaren (gelukkig) niet verloren. Toen hij 22 jaar was bouwde hij voor de aardigheid een modelletje. Aarzelend en struikelend zocht hij zijn weg in déze zeer moeilijke materie. Tekeningen, verf, malletjes, instrumenten moest hij zelf fabriceren.

De manier waarop dit gebeurde en nog gebeurt is een bezoek aan de heer Hoepel zeker waard. In de kleermakerij staat een klein glazen kastje met een paar aardige modellen. Gesteld, dat ge een argeloze bezoeker zijt, dan spreekt ge bewonderende woorden over de fraai afgewerkte kleinoden. Blijkt ge het hart van de heer Hoepel te hebben geraakt, dan zegt hij losjes: „Zo heb ik er negentig”. Spalkt ge Uw ogen dan wijd genoeg open uit eerlijke verbazing dan volgt het Sesam Open u en mag U het heiligdom betreden. Zo verging het ons tenminste. Minutenlang hebben wij met onze neus dicht bij de vliegtuigjes op onze knieën gelegen. Elk exemplaar betastend en bestuderend. Geestdriftig hebben wij over de lijnen en de afwerking gesproken. „Die eerste modellen vond ik , niet mooi, maar ja, het is huisvlijt”, zegt de vliegtuigenfabrikant bescheiden, „Het was eigenlijk zoeken en tasten naar de juiste manier van schilderen en schuren. Je moet het allemaal zelf fixen”.

Indrukwekkende bibliotheek

Teneinde dit fixen te vergemakkelijken abonneerde de heer Hoepel zich op enige tijdschriften. In de loop der jaren hebben die verzamelde week- en maandbladen zich tot een bibliotheek geregen van indrukwekkend formaat. Niet minder dan 75 jaargangen liggen in de metershoge en -brede boekenkast ter inzage. Het zijn de beste Engelse en Amerikaanse bladen, waarop de heer Hoepel al jaren is geabonneerd: „Zo blijf je bij en je krijgt goede afbeeldingen van de toestellen, die ik dan gemakkelijker kan copiëren”. Om een greep te doen: Aeroplane, Air Pictorial, Flying review, Aeronautics; dit laatste is naar onze smaak stellig het mooiste tijdschrift. Dan staan er op de stellingen nog tientallen dikke boekboeken, pillen waar men zich niet dan met veel moeite doorheen eet. Engels en Amerikaanse jaarboeken, die gemeenlijk op de tafels van luchtvaart-„bosses” liggen, hebben hier hun plaats gekregen en worden regelmatig geraadpleegd. Zittend op de grond en temidden van verscheidene modellen hebben wij een uitvoerig babbeltje gemaakt, want je wilt tenslotte weten waarom hij deze, en ( niet een andere hobby beoefent. Vooral hoe hij die vliegtuigen maakt en waarvan. Niet alleen zijn wij dik tevreden gesteld, maar wij deden nog een ervaring op: de heer Hoepel weet alles van vliegtuigen. Wij: „Die Fokker F22 vloog toch op Indië?” De heer Hoepel: „Welnee, dat was de F7, die de eerste Indiëvlucht maakte; later kreeg je de F7a, de F7b, de F12, de F18 en nog later de DC2, waarvan de „Uiver” er een was, die de Melbournerace won, weet U wel?” De spreker zegt het uit zijn blote hoofd, alsof het de maten van een cliënt zijn. „Wat is er eigenlijk van de Bristol Blenheim geworden?” vragen wij wijzend op een bommenwerper met de onmiskenbare trekken van die kist. De heer Hoepel: „Finland heeft er nog een paar in gebruik, de rest is naar de sloper gegaan. Het waren stevige toestellen”.

Alleen op zaterdag

Wij veronderstellen, dat onze gastheer wel contact had met modelbouwers uit onze omgeving. „Nee, ik heb geen contact, ik weet trouwens niet eens of ze er zijn. Dat ik deze hobby heb gekozen ligt natuurlijk aan mijn belangstelling voor de luchtvaart. Alleen op zaterdagavond als de kleermakerstafel is opgeruimd – neem ik er bezit van. Ik begin met de tekeningen te maken. De maten vind ik in de tijdschriften, evenals de foto’s van voor-, zij- en achteraanzicht. Dan ga ik alles verkleinen tot een vijftigste van de ware grootte”. De spreker schept even adem en toont ons een stapel perfecte werktekeningen. „Maar dat zijn toch blauwdrukken?” komt er verbaasd van onze kant. „Kijk dan maar eens goed”, luidt het antwoord. Inderdaad het waren originele tekeningen, maar zo grenzeloos goed en tot in de puntjes verzorgd, dat men heel goed moest kijken. „Van die werktekeningen maak ik kartonnen malletjes. Dan snijd ik het balsahout in de vorm van de malletjes. Boven en zijaanzicht heb ik dan zodat het dan allemaal een kwestie van bijsnijden en bijschuren is”. Hij gooit ons een flink stuk balsahout in onze vuisten. Snel schieten wij met veel kracht uit om het stuk hout niet met een dreun op de vloer te laten komen maar onze handen vliegen omhoog met het stuk hout erin. Het balsahout, de lichtste soort, die er is, heeft ons gefopt. „Een oud grapje hoor”, zegt de gastheer lachend. „Het is precisiewerk en dat komt mij in mijn dagelijkse bezigheden bijzonder van pas. Kalm en geconcentreerd snijden, dat is het, en vooral rustig schuren. Of het lang duurt? Dat ligt eraan. Als het model werkelijk volkomen glad is af geschuurd, ga ik het lakken met blanke spanlak waar ik talkpoeder doorheen meng om de poriën dicht te maken. Dan schuur ik het af en begin overnieuw. Dat doe ik drie keer”.

Grote verscheidenheid

De modellen getuigen van deze zorgvuldige en langdurige handeling. Ze zijn zo glad en glimmend, dat je je erin kunt spiegelen. De maker streeft ernaar een zo groot mogelijke verscheidenheid van het aantal modellen te vervaardigen. Helicopters, zweefvliegtuigen, bommenwerpers, verkeersvliegtuigen, sportkistjes, straaljagers en zo door. Daar staan die trouwe Halifex- en Lancasterbommenwerpers, die ons in 1945 eten brachten, weet U nog wel? De kleur en kentekenen van die toestellen zullen ons eeuwig dierbaar blijven. Stellig mindér dierbaar, maar niettemin interessant is het weerzien met de Stuka, die vernietigende Duitse duikbommenwerper of de Dornier 215. De Messerschmitt ontbreekt. Maar het wordt ruimschoots goedgemaakt door de aanwezigheid van de Nederlandse machines, die wij ons uit de meidagen van 1940 nog zo goed herinneren: de dubbelstaarter G1 en verder de T5, de D 21 om maar een paar te noemen. Zij staan in de vitrine naast de Fokker DR1, de driedekker, die Fokker tijdens de eerste wereldoorlog voor de Duitsers (in Duitsland) fabriceerde. De grote Von Richthofen behaalde hierin zijn overwinningen. Hij sneuvelde er trouwens ook in.

Willy Post en Lindbergh

Een klein rood-grijs toestelletje intrigeert ons. Het blijkt de Lockheed Vega te zijn waarmee Willey Post na Lindbergh de Atlantische Oceaan overstak. Ook Koolhoven ontbreekt niet op het „vliegveld onder glas”. Fokker fabriceerde indertijd een watervliegtuig, dat aan boord van kruisers meegenomen kon worden: de C11. Het toestel staat in Piershil vijftigmaal verkleind. De moderne machines, die voor supersonische snelheden zijn gemaakt hebben hun verkleinde evenknie eveneens in Piershil. De Skyrocket van Douglas voor experimentele doeleinden voor grote hoogten en snelheden bedoeld staat stilletjes naast de Skyray. De kolossale B47 een straalbommenwerper van 90 ton met zes straalmotoren en 18 startraketten hangt aan een dun draadje evenals zijn voorloper het superfort B29, die de atoombom op Japan uitwierp. Teneinde niet de indruk te wekken dat er alleen oorlogstuig staat dient te worden vermeld, dat ook vele verkeersvliegtuigen zich in het lamplicht koesteren.

Nachtvlucht

„Zeker, ik heb verscheidene malen gevlogen”, luidt het antwoord op onze vraag, „zelfs boven Piershil. Toen hadden wij, voor de oorlog, zo’n luchttaxi, een Bobcat afgehuurd. Maar je staat verbaasd, dat je sommige punten in de onmiddellijke omgeving uit de lucht niet eens herkend.Toch ken ik de streek heel goed. Ik zou echter graag eend een nachtvlucht boven Piershil willen maken”. Een beetje peinzend zegt hij: „Het komt er niet van, hè”. Deze man, die leeft voor zijn hobby, vertelde ons nog een klein voorval, dat wij onze lezers niet mogen uithouden en de man typeert. „Ik zat dringend verlegen om een paar Amerikaanse modellen en ik kon de gegevens maar niet te pakken krijgen. Ik dacht, kom, je schrijft gewoon aan het hoofdkwartier van de Amerikaanse marine. Al die jongens zitten in Washington, dus ik schreef ook daarheen. Laat ik nu na een paar weken een nette brief terugkrijgen met de mededeling, dat ze men de gegevens niet kunnen verstrekken, omdat die strikt geheim zijn, maar ze zonden wel twaalf prachtige foto’s. Nou, die heb ik toen maar als voorbeeld gebruikt. Hier staat het resultaat”.

Bron: Nieuwsblad voor de Hoeksche Waard, IJselmonde en Putten, Vrijdag 31 jabuari 1958  

In zijn hand houdt de heer Hoepel het eerste vliegtuig dat gevlogen heeft, dat van de gebroeders Wright. Op tafel staat het „vliegend fort” de B29. Een vliegtuig van dit type wierp op 6 augustus 1945 de atoombom op Hirosjima. De opvolger van dit vliegende fort is de B47 (links boven). De propellors zijn verdwenen. Zes straalmotoren geven het vliegtuig een enorme snelheid. Links onder is nog juist de Delta-vormige supersonische jager te zien, de Avro 707, de voorloper van de Vulcan.

Ziehier een deel van het „vliegveld onder glas”.

Klik op het knipsel voor een vergroting

Update januari 2023:

Navraag bij het Aviodrome (waar de collectie rond 1985 is aangeboden; destijds zijn enkele modellen aangenomen door dit museum, de overige modellen zijn hoogst waarschijnlijk weggegooid) leverde deze reactie op:

Dag heer van den Heuvel, we hebben geprobeerd een schenkingsformulier te vinden maar dat is helaas niet gelukt. Bijgaand wel een foto van een model welke op de krantenfoto is te zien, en nu te zien is in een vitrine in gebouw 1928. In het hele museum zijn vele modellen te zien maar zonder referentie.

Updated: januari 9, 2023 — 11:38 am

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.