Piershil door de jaren heen – Het ontstaan

In 1975 werd rondom het 450-jarig bestaan van het dorp Piershil een reeks artikelen gepubliceerd in de krant (‘het Hoekschewaardje’) van 11 juni. In vijf delen werd in vogelvlucht de geschiedenis van het dorp Piershil beschreven. In deel 1 was het onderwerp: het ontstaan.

Knipsel ‘Het ontstaan’ – 11 juni 1975

„Op 8 maart 1515 werd door Keizer Karel de Vijfde, Graaf van Holland en Zeeland aan Cornelis van Almonde, Cornelis van Oversteeg, de Heren Arens en Adriaan van Dorp en hunne consorten, Octiooi verleend om zekere hun toebehoorende in den. Lande van Putten gelegen uitlanden, slycken en de uitgorzen, die men heet „den Ommeloop van Groot en de Klein Puttermoer en Monnikenland” met heuren toebehoorende te mogen bedijken of ter bedijking uit te geven. Deze bedijking had eerst in 1524 plaats door Frederik van Rennesse, heer van Oostmaal”. De bedijking vormde het allerprilste stadium in het ontstaan van het dorp Piershil. Later kregen de polders en het daarin gestichte dorp de naam Piershil. Er waren namelijk enige ,hoogten” die bij vloed niet meer onder water kwamen te staan. Ze werden „Hillen” genoemd en de veewachters bouwden er hun woningen op. Eén van die veewachters heette Pieter of Pier, vandaar de naam Piershil (de hil van Pier). Een andere naamsafleiding is Puttershil en daarvan Puttershil-Piershil. De omringende gorzen waren allen geschikt om er koeien en schapen op te laten grazen. De veenbodem leverde echter meer op, turf als brandstof en „darinck”, waarvan de as werd gebruikt bij de zoutwinning. Het moeren, het weggraven van veen was zonder toestemming van de graaf verboden. Na de bedijking leverde het immers gevaar op voor de dijken. De eerste polder die bedijkt werd kwam gereed in 1524. Hij kreeg de naam Oud-Piershil. Deze polder werd omspoeld door de Suedde, (ten noorden); de Zidewindesloet (ten oosten), welke later de Nieuwbeijerlandse Kreek werd genoemd; de Drome (ten zuiden) en de Wielinge (ten westen, waarvan de Piershilse haven en het Piershilse Gat de overblijfselen vormen).

De ten oosten van Oud-Piershil liggende gorzen, voorheen aangeduidt door de naam „de Ommeloop van Groot- en de Klein-Puttermoer” groeiden zo sterk aan dat ze konden worden ingedijkt. Zo ontstond in 1582 de polder Nieuw-Piershil met Nieuw-Beijerland en Oud-Beijerland. Door die indijking kwam de polder Oud-Piershil aan het hoofdlichaam van de zich vormde Hoeksche Waard. In 1606 kwam de polder Klein-Piershil gereed. Rest nog een smalle strook grond ten noorden van Klein-Piershil, totaan het Spui. Het voorste deel tot aan de Rooie sluis heette de „Broodkist”. Tot omstreeks 1940 was dat een rietvlakte met diepe geulen, die bij vloed vol liepen. Tegenwoordig is de Broodkist zover aangeslibd, dat het grasland geworden is. Bij het begin van de Broodkist was vroeger een klein haventje met een aanlegsteiger, ten behoeve van voetgangers en fietsers die per roeiboot overgezet worden naar Den Biersum op het eiland Putten. Trok men aan de bel, dan kwam de veerman je halen. Naderhand slibde het haventje dicht zodat het noodzakelijk werd om treden te maken in de glooing van het Spui. Met een haak werd het roeibootje vastgehouden, tot de passagiers ingestapt waren. Een beetje primitief, maar het ging altijd goed. Jarenlang bediende de familie De Graaf het veer. In maart 1942 werd de veerman en zijn vrouw door de Duitsers gevangen genomen. Mevrouw de Graaf kwam weer spoedig vrij, haar man is echter nooit meer teruggekeerd. Mevrouw de Graaf heeft het veer nog bediend tot 1954. Toen kwam er een einde aan de eeuwenlange verbinding tussen Piershil en Putten.

NB: de juiste schrijfwijze is De Graaff.

piershil-vroegertijden-deel1-1 piershil-vroegertijden-deel1-2

Updated: februari 12, 2015 — 11:41 am

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.