Op vrijdag 3 juni 2016 sprak ik met Dirk Snaaijer, eigenaar van Café het Veerhuys te Puttershoek. Dit is wat Dirk mij vertelde:
Ik ben eigenaar van het pand. Ik heb het overgenomen van de familie Maasdam uit Capelle ad IJssel. Zij hebben er een jaar ingezeten, als opvolgers van de familie Verkerk. Familie Maasdam had al drie cafés in Capelle, hier liep het wat minder, er heerst een andere mentaliteit.
Ik ben een echte Puttershoeker, ik ben hier geboren en getogen. Op mijn tiende ben ik al in het café terechtgekomen, het begon als een geintje. In de zomervakantie zag ik hier bij de steiger een deurmat hangen, met daarnaast een mattenklopper. Ik klopte de mat uit en liep de trap op naar de caféingang. Ik zag waar de mat moest komen te liggen en vroeg aan een vrouw (Adri Verkerk) binnen of ik de mat mocht terugplaatsen. Ik zag een bezem staan en ik bood ook aan om de vloer te vegen. Dat was goed, ten ik klaar was kreeg ik een cola en twee gulden vijftig! Voor een ventje van 10 jaar veel geld, ik kreeg 2 kwartjes zakgeld toen. De maandag daarop ging ik weer eens kijken of die mat er hing. Hij hing er weer, ik klopte ‘m uit en begon binnen meteen weer te vegen. Toen kwam de cafébaas naar beneden. Het was Pleun Verkerk, de vader van Adri. Kom jij eens hier, zo sprak hij. ,,Je zegt voortaan ome Pleun tegen mij. Je kunt meteen de limonade bijvullen. De oude flesjes eruit, de nieuwe achterin, dan de oude ervoor zetten”. Na afloop zei hij ‘prima gedaan’, ik kreeg een cola…en vijf gulden, een knaak opslag in een week! ,,Kom dat maar drie keer in de week doen, die limonadekastjes bijvullen”, zei hij. Ik sorteerde ook de lege flesjes in de kratjes. Dit heb ik ongeveer twee jaar gedaan.
Op een dag zei Pleun kom zaterdag eens langs. Ik mocht helpen in de keuken. Balletje gehakt bakken, snijden, mayo erop, mosterd, broodje smeren, bestekkie rollen. Pleun zat op een bepaald moment te eten met zijn vriendin Susan (zijn vrouw was overleden), toen zijn zoon Arie Verkerk binnenkwam. Hij riep ‘Pa, heb je een biertje voor me’. Pleun zei tegen mij ‘tap jij maar’. Ik tapte toen mijn eerste biertje. Wat denk je? Allemaal schuim! Pleun ging staan en deed het mij voor. Het tweede biertje voor Arie mocht ik tappen. In één keer goed. ‘Keurig, jij leert snel zei Pleun’. Tegen Susan zei hij ‘rijd eens naar Voorwinden (een kledingzaak hier) en haal eens broek en een overhemd voor hem. Morgen om 10 uur beginnen!’
Ik was 12 jaar en om 10.00 uur ter plaatse. Mijn eerste lessen weet ik nog goed: ,,Er staat brood, soep, limonade. Pak naar behoefte”. Toen wees hij naar de kassa en zei: ,,Dat is het pierement (papiergeld). Als je daar met je handen in komt en je haalt er wat uit en je steekt het in je zak dan schop ik je naar de overkant van de rivier. Dat is van mij!”.
De klanten kwamen binnen. Ik kon niemand maar leerde snel. Er bestelde er één zes pils, een pilsje koste 80 cent toen. Ik kon goed rekenen, dat had ik mee, dus ik zei 4 gulden 80. Hij gooide een briefje van 5 neer en zei dat is goed zo. Ik zei ‘Ome Pleun wat moet ik nou doen, ik heb twee dubbeltjes te veel’. ,,Dat noemen ze nou fooi! Dan haal je twee dubbeltjes uit de kassa en die doe je in een glaasje. Dat is voor jou. Als je vanavond weg gaat dan wissel je dat glaasje om en pak je papiergeld, ” zo legde hij uit. Zo gezegd zo gedaan. De hele dag gestaan (en gegeten), ‘s-avonds om 8 uur zei hij ‘je kunt naar huis’, ik was nog erg jong natuurlijk. Ik telde het glaasje uit: 28 gulden! Sommigen hadden wel een gulden fooi gegeven, een jong ventje vonden ze grappig. Hij zei ‘ik maak er vijftig gulden van’! Ik kwam thuis met 50 gulden, een vermogen voor een ventje van 12. Mijn ouders vonden het in het begin maar niks, maar ik was alweer uitgenodigd voor de volgende zaterdag en zondag door Pleun. Toen verdiende ik 125 gulden in dat weekend. Ik leverde het thuis in en mijn moeder zette het voor me op de bank. Zo is het begonnen. In de vakanties werkte ik er weken achter elkaar.
Ik ben geboren in 1961, ik kwam er dus net na de hoogtijdagen van Kees Verkerk, ik heb wel de nadagen meegemaakt van zijn carrière. Ik ben er tot mijn negentiende blijven werken, ik moest in militaire dienst. Tijdens militaire dienst heb ik voor een ander café gewerkt hier, ‘t centrum. Bij een paardenmarkt had ik de kroegbaas een keer uit de brand geholpen. Na 14 maanden kwam ik uit dienst, ik kon daar toen meteen beginnen in vaste loondienst. Ik heb daar 7 jaar gewerkt, toen kwam er een andere uitdaging voorbij. Het was op een zondagavond, we zaten aan de bar in het Veerhuys. Maasdam vroeg aan Bram Verloop ‘weet jij iemand die het wil overnemen hier, wij gaan terug naar Capelle’. We zaten met z’n zessen aan de bar. Bram zei ‘ik weet er wel één, hij zit hier binnen’. Maasdam keek me aan en vroeg ‘Jij Dirk?’. Na veel praten met Jan Maasdam konden we het eens worden , ik had gelukkig een aardig spaarcentje opgebouwd. Zo werd ik eigenaar in 1987, bijna alweer 30 jaar geleden.
Het Veerhuys aan de Oosthavenzijde 1 is een rijksmonument, er gelden dus regels voor onderhoud. Je mag het niet zomaar veranderen, denk daarbij bijvoorbeeld aan de verfkleuren. Je mag herengrachtengroen gebruiken, gebroken wit en de ondermuren en raamdorpels moeten grijs. Dat zijn de regels. Samen met mijn vrouw ben ik hier ingetrokken, het was een ouwe gribus zooi. Boven ging het wel, maar het meubilair was kapot. De gevels zagen er niet uit, het dak was slecht. In de loop der jaren hebben we dat allemaal op moeten knappen. We zijn nu eigenlijk nog bezig, elke keer wat. Er staan nu weer nieuwe tegels buiten, twee pallets. Deze vloertegels zijn versleten, ze liggen er al in zolang ik hier kom. Ik heb er stukken van de gevel uit laten hakken en de muur laten bestralen. We hebben nieuwe dakgoten, het dak is gerenoveerd met nieuwe pannen erop. Alles in overleg met monumentenzorg, zelfs wat betreft de kleur van de pannen moet je je aan de regels houden. Een week of zeven geleden hebben we alles weer eens laten verven, het ziet er weer keurig uit. Als je hier ’s-avonds over de dijk loopt, in de schemering, zie je de lampen branden en de verf glimmen. Dat is een schitterend gezicht!
Pas is er in het café een rookruimte gemaakt, met schuifdeuren. Het hout is tweedehands, de schrootjes komen uit een huis uit 1906. Die ruimte zie ik als een noodzakelijk kwaad. Boven zijn er drie slaapkamers, een woonkamer en een badkamer; we hebben ook een zolder. Daar kun je de originele balken nog zien, we gebruiken deze ruimte voor opslag. Vroeger zat er ook een kelder onder het huis, deze liep minstens 12 keer per jaar vol met water. Pleun was dat zat, een aannemer heeft de balken eruit gehaald, volgestort met puin en stenen en daarna deed de betonwagen de rest. Best wel zonde hoor, de kelder liep over de hele breedte van het pand. Nu staat er nog regelmatig hoog water. Mijn terras en schuur liepen onder water, daar heb ik wat op verzonnen. Met behulp van twee stalen rails, vloedplanken (hier worden ze pinplanken genoemd) en zandzakken hou ik alles droog. Ik word altijd gewaarschuwd door Rijkswaterstaat voor het hoge water, maar zelf zie ik het ook aankomen. Hiernaast hebben vroeger nog drie andere panden gestaan, ze zijn gesloopt vanwege de aanleg van een dijk, in het kader van de Deltawerken. Dit pand was een twijfelgeval, uiteindelijk stond het net niet in de weg. Buiten op de gevel is een infobordje gemaakt, met de geschiedenis van dit pand. Het was een idee van de monumentcommissie, er is nu ook een bordje ‘rijksmonument’ aangevraagd, dat is onderweg. Bezoekers van buitenaf beginnen nog steeds over Kees Verkerk. Als ik in het buitenland ben en ik vertel Nederlanders waar ik vandaan kom vragen ze altijd of ik wel eens in het Café Verkerk kom. Ja wel eens zeg ik dan, 365 dagen per jaar!
Naschrift:
Nadat ik mocht rondlopen en wat foto’s kon maken in het café kwam ik twee opmerkelijke muurdecoraties tegen. Een houten bord uit WO2 en een tegeltableau van Ard en Ceessie. Hierover vertelde Dirk het volgende:
Het bord uit de oorlog is afkomstig van een klant. Hij had een viswinkeltje en kocht van het waterschap een hokje om zijn vis te bereiden. Hij ging de kelder in en daar lag dat bord, ondersteboven maar nog helemaal gaaf. Hij nam het bord mee en vroeg ‘is het wat voor jou’. Ik heb een schroeftol gepakt en het bord een mooie plek gegeven. Het is toch bijzondere lokale geschiedenis. Het bord is helemaal origineel zo, ik heb er niets aan gedaan. Het gebouwtje van het waterschap was in de oorlog gevorderd door de Duitsers, het gebouwtje staat er nog steeds.
Het originele tegeltableau van Ard en Ceessie is gemaakt door Piet van Dorp. Een politieagent uit Rotterdam, in zijn vrij tijd schilderde hij plateaus. Hij was fan van Cees Verkerk, zodoende is hij er aan begonnen. Van deze zijn er drie of vier in omloop. Deze in het café is een replica. Er hing ooit een echte, deze is meegenomen door Adri. We hebben er wel een foto van gemaakt, vervolgens is in Gran Canaria deze replica gemaakt.
Knipsels + Flyer ‘Tijdperk Kees Verkerk’
Fotoserie ‘Het veerhuys van Puttershoek’
Fotoserie ‘Het veerhuys in 2016’ – 3 juni 2016
Knipsel ‘Nog altijd het café van Ceessie’ – 24 juni 2016
Klik op het artikel voor een vergroting
Geweldige reportage , goed geschreven en leuke mooie foto’s.Het roept vele mooie herinnering op uit de tijd van toen we nog jong waren. De verhalen van Dirk zijn prachtig . Veel over die tijd ,dat we genoten van Ard en Ceessie , dan zag je niemand op straat.Ik heb het met veel plezier wel twee keer gelezen.
Leuk artikel , Pleun en Adrie waren vrienden van m’n ouders, ik trouwde ( met m’n eerste man) op 27 Juni 1957 en had de eerste bruiloft in het Veerhuis met de hele familie Verkerk als Dixieland Orkest
Jenny Kievit-Hitzert, West Australia