Dit artikel is gepubliceerd in de Hoeksche Waard Exclusief van januari 2019. U kunt dit artikel downloaden in PDF-formaat: 2019-01-hwe-beroepen-obl
1884: Oud-Beijerlandse beroepen en welstand
Het ‘Kohier van den hoofdelijken omslag’ uit 1884 geeft een goed inzicht in de Oud-Beijerlandse beroepen en welstand aan het einde van de negentiende eeuw. De suikerfabriek was er nog niet, het zou nog drie jaar duren tot de oprichting van de NV Oud-Beijerlandsche Hoogdruk Waterleidingmaatschappij. Andere tijden dus. Als gevolg van een pokkenepidemie, begonnen in 1883, liet bijna 4% van de dorpsbevolking het leven. De schrik zat er goed in, getuige een bericht in de Brielsche Courant. Welgestelden uit Oud-Beijerland gingen via het veer bij Nieuw-Beijerland naar Hekelingen, om zich in het geheim te laten vaccineren. De pontbaas streek veel fooi op in die dagen, zijn discretie werd gewaardeerd.
De top 5 van welgestelden
Bijna een kwart van de gemeentelijke inkomstenbelasting werd betaald door de vijf rijkste Oud-Beijerlanders. Veruit het meest (576 gulden) werd betaald door notaris Adr. Van Weel. Vanaf juli 1849 had hij zitting in Provinciale Staten, ook was hij voorzitter van het plaatselijke eeuwoude leesgezelschap ‘Vriendschap en Leeslust’. Op de tweede plaats de weduwe P. Hoogenboom, met een aanslag van 317 gulden. Zij voerde de lijst aan van de beroepsgroep ‘zonder beroep’. Deze zeer vermogende groep betaalde ruim een kwart van de totale belastingopbrengst. Veelal personen die fortuin vergaarden door familiebezit, erfenissen of verkoop van bedrijf of bezit. De rentmeester D.K. Hannick betaalde 197 gulden, gevolgd door de kolenhandelaar Anthonie van Ooijen en de apotheker W.M. Kok (ieder 145 gulden). Willem Kok schonk dat jaar ook 250 gulden aan het armengesticht, ter gelegenheid van het huwelijk van zijn zoon.
Bij de foto: Welstand in Oud-Beijerland (Bijl).
Van burgemeester Crans tot bode Hempel
Burgemeester Pieter Hendrik Crans, burgemeester vanaf 1877, betaalde 10 gulden. Beduidend minder dat de doctoren Kommer Lodder (56 gulden) en Johan Hers (24 gulden). Gemeente-architect Fop Smit betaalde 12 gulden belasting. Hij bouwde o.a. de politiepost op het Marktplein en de scholen in Piershil, Nieuw-Beijerland, Heinenoord en Blaakschedijk. Kantonrechter A.W. v.d. Hoop werd aangeslagen voor 22 gulden, 3 meer dan klerk Meerten de Vries. Ook Griffier J.K. van Weel (12 gulden), deurwaarder Jan Bon (16), arts Arie Hoogwerf (5) en postdirecteur A. Boot (12) betaalden de gemeentelijke inkomstenbelasting. De inners van alle belastingen betaalden zelf ook belasting. Gemeentelijk ontvanger Lodewijk Rank, ontvanger der registratie A.G. Stork en Rijks ontvanger Jan Adam Vlug betaalden respectievelijk 6, 34 en 24 gulden. De boodschapper van al het dit slechte nieuws, bode Arie Hempel, werd aangeslagen voor een gulden.
Jacques Smit & SS Oude Maas
Havenmeester was Cornelis Stolk, hij betaalde 4 gulden. Voerman Jan Vermaat betaalde bijna het dubbele, hij bestuurde met paarden of ossen bespannen wagens. Tien koetsiers (wagenaars), van Johannes Swank tot Cornelis Veldhoen betaalden 1 tot 3 gulden. Er waren drie wagenmakers actief, Jacques Smit betaalde 4 gulden. Jacob Blom, kapitein op de stoomboot ‘Oude Maas’, werd aangeslagen voor 5 gulden. Zijn boot kwam dat jaar in het nieuws doordat vanwege een te late aankomst vele Oud-Beijerlanders niet konden stemmen voor de Tweede Kamerverkiezing.
Brood, vlees & melk
Zeventien bakkers waren actief in 1884. Cornelis Boender werd aangeslagen voor 16 gulden, zijn naamgenoot Anthonie Jan Boender betaalde slechts 2 gulden. In de middenmoot (7,5 gulden) zat de banketbakker Johannes van Schaik. Van de zes melkboeren betaalde J.K Preesman (6 gulden) het meest, Arie Groenenboom (1 gulden) het minst. De slagersfamilie Brussaard (16, 12 en 6 gulden) had alleen concurrentie van ‘vleeschhouwer’ Salomon Boers (2 gulden). De als ‘slagter’ werkzame Corstiaan Weeda kreeg een aanslag van 1,25 gulden.
Drank & handel
Aangeslagen werden de drankhandelaren Arie Zeevaarder (7,5 gulden) en wed. P. van Roon (5 gulden). Bierslijter (café-eigenaar) Engel Achterberg betaalde 3 gulden, drie keer zoveel dan zijn concurrent J. van Driel. Grutter Abraham Dirkzwager, hij verkocht het door de molenaar tot grut gemaalde graan, kreeg een aanslag van 5 gulden. Aan koopmannen geen gebrek in Oud-Beijerland: 39 van hen betaalden de gemeentelijke belasting. Anthonie van Ooijen (145 gulden) en Ph. Goudsmids (109 gulden) betaalden veruit het meest. Veel minder betaalden bijvoorbeeld Arie Smidt (48 gulden), Huig de Koning (34 gulden), Pieter Korporaal (5 gulden) en Arie Both (1 gulden). Boekhandelaar W. Hoogwerf betaalde 10 gulden. De 61 winkeliers in het dorp vormden de grootste groep belastingbetalers: Pieter de Koning betaalde 60 gulden, gevolgd door A.D. Vollenweider (56 gulden), Hartog Koopman (44 gulden) en A. Taselaar (24 gulden). De winkeliers N. Cohen (3 gulden), Jan Mozeres (2 gulden), Pieter Gunsten en Huibrecht Mens (ieder 1 gulden) betaalden beduidend minder belasting. Arie Kruithof betaalde in de beginjaren van zijn sigarenimperium 10 gulden.
Metselaars, smeden en timmermannen
Vijf metselaars, van wie Willem Bottenberg (12 gulden), Gooij Pijl (12 gulden) en Jan van Bezeij (10 gulden) opvallend veel belasting betaalden. Er waren zes smeden actief, Johannes Blommendaal betaalde met 12 gulden het meest. Beduidend meer dan Cornelis Snijders (1 gulden) en Amelius v.d. Heuvel (1,25 gulden). Van de acht timmermannen kregen Jacob Weeda (14 gulden) en Adrianus van Trigt (7,5 gulden) de hoogste aanslag.
Hoekschewaardse namen
Acht griendmannen werkten in de uiterwaarden, waaronder Paulus Weeda, Bastiaan Brussaard en J. van Dijk. Zij betaalden tussen de 1 en 2 gulden. Tussen de 33 geregistreerde vlassers bestond een enorme diversiteit in de afdracht. Zo betaalde Adrianus van Gelder (89 gulden) het meest en o.a. Jan Hoogenboom (1 gulden) het minst. Andere koplopers waren Adr. Willemstein (51 gulden) en D. Hoogenboom (44 gulden). Slechts elf arbeiders betaalden deze belasting, ieder 1 gulden. Onder hen bekende familienamen als Dirk van Driel, Willem Groeneweg, Arie de Reus, Arie Snijders en Jilles Kooy. De 26 landbouwers betaalden bedragen tot 73 gulden. Aart den Hartigh het meest, Arie de Koning het minst. Dat veel Hoekschewaarders afstammen van deze landbouwers blijkt wel uit veel van deze familienamen: Andries van Driel, Laurentius Koenraadt, Leendert Herweijer, Dirk Fonkert, Schilm Voordendag, Jacob Mast, Gerrit Schelling, Arie Monster, Cornelis de Koning, Gerrit Hollaar en Arie Goudswaard. K.H.A. de Koning betaalde als enige veehouder belasting: 54 gulden.
Eén gulden
De zes kleermakers betaalden tussen 1 en 5 gulden ieder. Daniel Wienes het meest, Jacob Schelling en Korstiaan Schipper het minst. Veel Oud-Beijerlanders werden aangeslagen voor 1 gulden. Zoals de koperslagers M.G. Jansen en D.A. Ponsioen (zij vervaardigden voorwerpen van geslagen koper), koster Pieter van der Schoor, vervaardiger van vaten (kuiper) Jan van Ham, lijkbezorger (uitvaartverzorger) Leendert Kooijman, de mandenmakers Martinus Fontein alsmede Johannes en Hannes Bongers, rietdekker Cornelis van Ruiven, schaapherder Otto v.d. Brink en zeilmaker Simon den Boer.
Een forse aanslag
Van de vijftien onderwijzers betaalden de meesten enkele guldens. De drie uitzonderingen vormden A. Jongejan (36 gulden), Arie Scheer en P.J. Baggerman (ieder 56 gulden). Pastoor A. Looyaard betaalde 10 gulden, predikant Herman Cramer 14 gulden. Predikant A. van Coeverden betaalde beduidend meer: 60 gulden. Ook de rentmeesters Jacob Verhagen (44 gulden) en D.K. Hannick (197 gulden) kregen een forse aanslag.
Diversiteit aan beroepen
De diversiteit aan beroepen was enorm. Aangeslagen voor bedragen onder de tien gulden werden hofmeester P.N. Zimmerman, borstelmakers Sijbrand en Eliza de Vroedt, boekhouder D.W. Huender, goudsmid Arie Stolk, horlogemaker Dirk van Prooijen, logementhouders Hendrik de Visser, J.B. Uil en de weduwe P. den Hartigh, de machinisten Gerrit Bisschop en A.L. Biesta, nachtwakers Willem Baars en Cornelis Meinster, rijksveldwachter Willem Vonk, scheepstimmermannen J.J. van Steenbergen en Jan Smit, elf schippers (zoals Arie Verloop, Arie Blom en Arie Kooijman), schoenmakers Jan Waarts, J.H.J. Weeda en Lodewijk Hempel, telegrafist L.W. den Broeder, touwslagers Albert en Eliza Heilema en Willem Kooijman, tuinmannen Jacobus Boeve en Willem Bezemer, veearts Fulp van Rij, de schilders W. van Steenbergen, Martinus Rijnbende, Abraham Mullaard en Bastiaan Schelling. Ook weesvader J.G. Lodder betaalde deze belasting als hoofd van het weeshuis. We sluiten het overzicht af met misschien wel de bekendste Oud-Beijerlander. De zadelmaker Arie de Koning betaalde in dat jaar 22 gulden. Uit de zadelmakerij zijn de KONI-fabrieken ontstaan. Zijn pandje op het Marktplein is in authentieke staat gehandhaafd en is als privémuseum ingericht.
Kohier van den hoofdelijke omslag
Na de ondertekening van de gemeentewet op 29 juni 1851 werd in alle gemeentes de hoofdelijke omslag belasting ingevoerd. Deze belasting vormde een belangrijke pijler waarop de gemeentelijke begroting werd samengesteld. Ook werd met deze voorganger van de gemeentelijke inkomstenbelasting het plaatselijk bestuur bekostigd. De belasting werd van 1851 tot 1922 geheven op basis van het geschatte of vermoede inkomen. Dit gebeurde op basis van uiterlijke kenmerken, zoals woonruimte, bezit en werk. Het register (kohier) dat is gebruikt voor dit artikel geeft aldus een aardige indruk van de welstand in Oud-Beijerland in het jaar 1884. Tevens ontstaat een vrij compleet beeld over de diversiteit van de beroepen in die tijd. In totaal werd er in dat jaar voor ‘vijf duizend zevenhonderd dertien gulden’ aan omslagbelasting geïnd. Het kohier is op 21 januari 1884 voorzien van de namen van P.H. Crans (burgemeester) en J. Verhagen Jz (secretaris) namens de gemeente Oud-Beierland en van de heren Fock en Tavenraat namens de Provincie Zuid-Holland. Niet alle Oud-Beijerlanders zijn opgenomen in dit kohier. Over een bevolking van ‘5204 zielen’ werd de totale opbrengst van dat jaar opgehoest door 415 bewoners. Het minimale loon, benodigd om te kunnen leven, werd van het van het geschatte inkomen afgetrokken. Wie bij deze berekening in de min kwam te staan werd vrijgesteld van de belasting. En dat was in 1884 een groot deel van de bevolking.
Inhoud Kohier 1884
Teksten Kohier 1884
De belasting werd per wijk en per straat geheven. In het onderstaande overzicht ziet u verschillende kolommen. Van links naar rechts bevatten die kolommen deze informatie:
(1) volgnummer, (2) wijknummer, (3) huisnummer, (4) naam (soms met de voornaam afgekort), (5) betekenis van de eventuele afkorting (deze kolom komt niet uit het kohier maar is door mij toegevoegd), (6) beroep en (7) het bedrag per hoofd (het bedrag dat de betrokkene dus moest betalen).
De volledige lijst van beroepen