Artikel Hoeksche Waard Exclusief lezen: HWE-06-2024-goudswaard-1953
De onderstaande foto’s zijn door mij toegevoegd en maken geen deel uit van de officiële rapportage.
Bron: De Hoeksche Waard, een studie van enkele sociologische en sociaal-psychologische apecten. In opdracht van de Centrale watersnood Commissie der Ned. Hervormde Kerk, uitgevoerd door Stichting voor Practische Psychologische en Paedogogische Arbeid vanwege de Nederlands Hervormde Kerk (Utrecht).
GOUDSWAARD
Als men van Oud Bejjerland, via Nieuw Beijerland en Piershil, Goudswaard binnen komt, zijn er twee dingen die opvallen. Allereerst: voor men het dorp bereikt, staat een kerk apart, terzijde van de weg, illustratie van een kerkelijk schisma, en ten tweede: ,,hier houdt de weg op”. Goudswaard kent geen doorgaand verkeer, het is ook voor het gevoel van de bewoners van de Hoekse Waard het eindpunt, het meest afgelegen en geïsoleerd.
Het gezinsleven: Goudswaard maakt een ,,nette” indruk. Zowel rijk als arm gaat over het algemeen goed gekleed. Men is netjes op zijn huis. Slonzige huismoeders komen vrijwel niet voor. Anderzijds vindt men in Goudswaard het grootste aantal 1- en 2-kamerwoningen. De bevolking is ook spaarzaam: hier komen meer kleine spaarders voor dan in Piershil.
Goudswaard heeft een eenvoudige, arbeidzame bevolking. Procentueel vindt men hier de meeste landarbeiders. Door de slechte positie van de landbouw voor 1940 en de na 1945 opkomende mechanisatie van de landbouw loopt het percentage van de bevolking, dat in de landbouw werkzaam is, achteruit. De bevolking, die in de winter geen werk kan vinden op het land, gaat dan riet en biezen snijden. Het is zwaar werk, dat echter goed betaald wordt. Men werkt hard en lang voor het gezin. Door de afgeslotenheid van Goudswaard is het contact met het leven elders, vooral met de stad, gering. Het komt veel voor, dat men, wanneer men lang buiten Goudswaard geweest is, niet meer wil terugkeren in de oude gemeenschap, b.v. als jongens uit de militaire dienst komen, zoeken ze graag ander werk op een andere plaats. Het onderwijs begint reeds bij de kleuters; de kleuterschool functioneert goed, heeft alleen een ongeschikte behuizing. In het bestuur zijn de Herv. Kerk, de Geref. Gem. en de Oud Geref. Gem. vertegenwoordigd. Er zijn plannen voor een nieuw gebouw.
De Chr. L.S. heeft 110 leerlingen; de school wordt wel ,,S.G.P-school” of ,,Kersten-school” genoemd Het tegenwoordig hoofd der school (Sept. 1953) is een der voormannen van de Geref., Gem. De 0.L.S. telt 45 leerlingen, vrijwel allen kinderen van Herv. ouders. Er is tussen de scholen soms rivaliteit. Deze verhouding van leerlingenaantallen weerspiegelen hier de opvattingen van de ouders t.a.v. de sfeer waarin zij hun kinderen opgevoed wensen te zien. Op de 0.L.S. deed men enkele jaren geleden aan projectonderwijs. De betreffende onderwijzer werkte met de leerlingen aan het project ,,Hoekse Waard”. De kinderen kozen elk een plaats en verzamelden er materiaal over. Men werkte er dikwijls ook na schooltijd aan. Aardrijkskunde, geschiedenis, plant- en dierkunde werden op deze wijze op de streek betrokken. Toen het project klaar was, hield men een tentoonstelling, waarbij de kinderen de ouders over hun werk konden voorlichten (omgekeerde cultuur-overdracht!!). Op deze wijze slaagde men er in de school tot een centrum van vrijetijdsbesteding te maken. De ouders stelden deze manier van werken zeer op prijs (!!). Men ziet hier een voorbeeld van wat mogelijk is. Goudswaard geldt naast Nieuw-Beijerland als de ,,zwaarste” gemeente van de Hoekse Waard. Gaat men de historie na, dan blijkt dat in de laatste helft van de vorige eeuw wel vrijzinnige prediking gehoord werd. Dit geldt voor meer dan één plaats en is voor die tijd niet bijzonder te achten. Men moet zich echter wel afvragen of het ontstaan van bijeenkomsten op de korenzolder, waar gelezen en geoefend wordt (zie verder), niet een reactie is op een bepaald gemis. Waarschijnlijk is, dat deze tendens ook merkbaar wordt in de Hervormde Kerk ter plaatse.
In 1928 was er een confessionele predikant. Men voelde in de kerkeraad toen voor een bonds-predikant. Een ouderling drukte dit als volgt uit: het is nog een verschil of men er over heen gaat, of er in gaat met de prediking”. In 1930 besloot de kerkeraad dat er geen gezangen in de kerk gezongen mochten worden. Men schafte sindsdien de ,,Gereformeerde” zangboekjes aan, Als er echter een predikant komt, die een gezang laat zingen, zingt men over het algemeen mee. Sinds 1945 staat er in Goudswaard een predikant, die aangesloten is bij de Gereformeerde Bond, Van de predikanten, die er geweest zijn, waardeert men diegenen het meest, die het trouwst waren in hun huisbezoek. Van één predikant zegt men nu nog: ,,Hij ging door de gemeente en sloeg niemand over”. Als motieven om de kinderen te laten dopen hoort men wel: ,,Het is toch niets ongedoopt te zijn”, ,,Dat men later niet van mijn kind zegt: het is een ongedoopt kind”, ,,Het is iets, waarmee je later last kunt krijgen” (i.v.m. maatschappelijke positie).
De leden van de Geref. Gem. en de Oud-Geref. Kerk oefenen invloed uit op de praktijk van belijdenis doen en avondmaalsgang in de N.H. Kerk. Wij vinden vaak bij beide groepen dezelfde argumenten. Bij het belijdenis doen: ,,Na een bijzondere ervaring is men pas bekwaam om belijdenis te doen”, zei men b.v. tegen de predikant: ,,Zodra ik het voel ben ik ogenblikkelijk bij U”. Ook zegt men wel: ,,Dan moet je er naar leven”, ,,Belijdenis kan je niet volbrengen”. Naar de indruk van de plaatselijke predikant zegt men dit ook wel eens te gemakkelijk. In 1951 had de predikant 6 belijdenis-catechisanten, in 1952 2. De leeftijd varieerde van 19 tot 36 jaar. Het avondmaalsbezoek is gering, het verband met de belijdenis is duidelijk. Tot een jongere die voor hot eerst aan het avondmaal geweest was, zei men: ,,je bent toch niet aan tafel geweest…?”. Het kerkbezoek bedraagt ’s morgens ongeveer 200, ’s avonds ongeveer 100, op een lidmaten-aantal van 100. In de kerk worden weinig huwelijken gesloten. We vinden er ook dezelfde argumenten: ,,een kerkelijke huwelijkssluiting verplicht tot iets”, ,,Dan moet je er naar leven”. Ook ziet men het als een standskwestie: ,,een arbeider trouwt niet in de kerk”. In de kerk gesloten huwelijken: 1880-1, 1881-1, 1909-1, 1911-1, 1912-1, 1915-1, 1916-1, 1922-1, 1923-1,1927-1; 1928-1, 1929-1, 1933-1, 1934-1, 1937-1, 1942-1, 1943-2, 1949-1,1951-2, 1953-1. Af en toe voegt zich iemand van de N.H. Kerk bij de Geref. Gem. Men gaat eerst naar de Geref. Gem. wanneer er op een weekdag dienst is, daarna bezoekt men de Geref. Gem. meer regelmatig. Onenigheid met een predikant of ambtsdrager in de N.H., Kerk kan aanleiding zijn om over te gaan naar de Geref. Gem. Br spelen allerlei motieven dooreen, o.m. het ,,niet eens zijn met de leer”. Zo gebeurde het in 1947 b.v.: een man ,,ging over”, zijn gezin en enkelen uit zijn invloedssfeer gingen mee. Tegen het einde van de 19de eeuw, toen de kerk, naar men zegt, vrijzinnig was, waren er verschillende kringen, waar men, zich niet bevredigd voelende met de toenmalige prediking in de N.H. Kerk, de oude schrijvers las; zoals Schortinghuis, Smytegelt, Justus Vermaar en vertalingen van Philpot. In de jaren rond 1914 kwam men tot het houden van bijeenkomsten (van 30 à 40 mensen – meest familie van elkaar) op de korenzolder van een boerderij tegenover het huidige kerkgebouw van de Geref. Gem. In de week gingen er predikanten voor van de Geref. Gemeenten elders, op Zondag las men elkaar voor uit Floor en de bovengenoemde schrijvers. In 1928 werd een kerk gebouwd (een boer gaf wat geld en stelde een stuk land beschikbaar, de rest bracht men zelf bijeen) en sinds 1938 is deze groep erkend als Geref. Gem.
De toename in ledental volgens de jaarboekjes der Geref. Gem. en opgaven van de voorlezer gedurende de jaren 1938-1953 is als volgt
1931 | 1939 | 1948 {1950 | 1951 | 952 | 1953 |
doopleden – = 86 86 104 120 120
lidmaten – – 101 101 109 110 110
totaal 150 170 187 187 213 230 230
Goudswaard heeft ook zijn ,,bekeerden”, mensen, die groepjes rond zich verzamelen en spreken over godsdienstige onderwerpen, waaronder hun bekering een belangrijke plaats inneemt. Van deze 6 mensen is er een dooplid van de N.H. Kerk, de overigen behoren tot de Geref. Gem. Onder hen was een oefenaar, die inmiddels vertrokken is en is één onderwijzer, de overigen zijn landarbeiders. De jongste is 47 jaar, drie van hen zijn 80 jaar en ouder. Eén van hen was uit Zeeland afkomstig, de anderen uit Goudswaard. De leden van de Geref. Gem. zijn vrnl. arbeiders en middenstanders, slechts enkelen zijn boer. In een door ons bijgewoonde leesdienst van deze Geref, Gem. werd een van de preken van Smytegelt over de Heidelberger Catechismus voorgelezen (de oude schrijvers worden overigens door de mensen zelf weinig meer gelezen). Er waren ongeveer 150 personen, waaronder veel oude mensen, veel kinderen o.w., ongeveer 20 jongeren van 12-18 jaar, vnl. meisjes.
De collecte gehouden tijdens de dankdienst voor het gewas brengt aanzienlijke bedragen op. Enkele cijfers:
1937 | 1939 | 1946 | 1947 | 1950 | 1951 | 1952 |
totaal aantal
bevolking 1472 1439 | 1317 1322 1390 1407 | 1421
totaal aantal
leden der G.G. 150 170 os 180 187 213 230
opbrengst in
guldens 1300 1400 | 5500 6500 5200 700 | 4900
Hierbij dient opgemerkt te worden, dat in Goudswaard, evenals elders vlak na de oorlog ,,veel geld” was, dat men nog niet aan andere zaken kon besteden! Het teruglopen der collecte tegen 1950 kan, in dit licht bezien, als normaal beschouwd worden.
Politiek; Zoals uit tabel 14 blijkt heeft Goudswaard het hoogste percentage S.G.P. stemmen. Het is wel duidelijk, dat ook veel Hervormden S,G.P. stemmen. Opmerkelijk is dat bij de stemming voor de Tweede Kamer in 1937 en in 1948 de S.G.P. van 34.3% op 44.8% kwam en dus in 11 jaar met 10,5% toenam.
Vrije tijdsbesteding: Het verenigingsleven heeft een moeilijk bestaan. Het hoge percentage Geref. Gem. leden en Oud-Geref., die niet aan jeugdwerk deelnemen, zal mede de oorzaak daarvan zijn. Men klaagt over gebrek aan animo- ouderen blijven thuis zitten; alleen op jaarvergaderingen komt men wel. De zangvereniging werd reeds tweemaal opgeheven. De voetbalclub heeft wel belangstelling; er is echter weinig discipline – men vergeet na afloop van het spel veld en kleedgelegenheid te helpen opruimen. De muziekvereniging en de gymnastiekvereniging floreren daarentegen – deze clubs hebben dan ook goede leiding. Op Zaterdagavond en vaak ook op Woensdagavond trekt een deel van de jeugd weg naar Oud Beijerland, Klaaswaal of Numansdorp. Men slentert daar op de dijk of bezoekt een café of de bioscoop. Veel boerenzoons gaan met een auto naar Klaaswaal, een enkele keer naar Rotterdam. Vaak loopt men op Zaterdagavond in Goudswaard ook op de dijkweg wat heen en weer. De jongens meer dan de meisjes, in de winter meer dan in de zomer. Op Zondag ziet men vrijwel niemand op straat. Men blijft dan – afgezien van kerkbezoek – veelal binnen. Ook de kinderen mogen niet buiten spelen. Bij de Geref. Gem. gaan de meisjes van 17-20 jaar naar de kerk. Veel jongens daarentegen van die leeftijd worden door hun ouders wel gestuurd, maar gaan niet. Soms blijven ze wat hangen bij de kerkdeur tijdens de dienst en veroorzaken daar last, zodat de politie hen moet verzoeken weg te gaan. Goudswaard is enige jaren geleden in het nieuws geweest door een zedenschandaal. Een pathologische oudere man in het dorp deed de jeugd (ook Jongere kinderen) op ongewenste wijze kennis maken met de sexualiteit, hetgeen tot resultaat had, dat een aantal opgroeiende jongens en meisjes tot verkeerde praktijken kwam. De arrestatie van de bewuste man wekte in het dorp een niet uitgesproken verzet. Naar aanleiding van deze gebeurtenis die door de publicatie nogal stof deed opwaaien, kwam men, daartoe geadviseerd, tot de oprichting van een gymnastiekclub (met Piershil samen). Deze club is van Januari tot April 1952 toegenomen van 90 tot 150 leden. De vereniging staat onder goede leiding van een gymnastiekonderwijzer uit Rotterdam. De plaatselijke bibliotheek is aangesloten bij de Prot. Christelijke Lectuurraad. Er wordt veel gebruik van gemaakt.
Kerkelijk verenigingsleven:
De knapen- en jongelingsvereniging op Geref. grondslag ,,Immanuel’’ tellen tezamen ongeveer 20 leden. Voor de pauze houdt men een bijbelinleiding, daarna vervolgt men met b.v, balspel, hersengymnastiek of sjoelcompetitie. Men geeft tegenwoordig een door de jongens zelf verzorgd en getypt blaadje (weekblad) uit, dat bij elk lid wordt bezorgd. Het is gevuld met wetenswaardigheden uit andere bladen en niet met eigen bijdragen. Critiek op het blad ,,De Vaandrager” wordt in deze kring wel gehoord.
De meisjesvereniging (tot 15 jaar) is aangesloten bij de C.J.V.F, de leidster is een actief lid, die bij dit werk de leidraad van de C.J.V.F. volgt. Er is een naaikrans voor oudere en jongere vrouwen, die breien en naaien; de opbrengst hiervan is voor een te bouwen jeugdgebouw. Een moeilijkheid is, dat de meisjes, die van de meisjesvereniging komen, er weinig voor voelen lid te worden van de naaikrans. J.V. en M.V. hebben nog wel eens een gecombineerde vergadering ook met de J.V. van Piershil. De mannenvereniging houdt onder leiding van de plaatselijke predikant bijbelbespreking, die door niet-leden (!) gekwalificeerd wordt als ,,zwaarwichtig”. De meeste clubs vergaderen in de consistorie. Men is reeds enige jaren bezig geld in te zamelen voor een jeugdgebouw. Velen in het dorp zouden bezwaar hebben tegen een dorpshuis, want – naar men zei – de filmvertoningen b.v. zouden een brug zijn naar de bioscoop. Op initiatief van de kerkeraad van de N.H. Kerk hield men op Zaterdagavond een instuif; er stonden wat stoelen in een zaaltje, wat sjoelbakken, damspelen enz. Enige kerkeraadsleden hielden het toezicht. Deze poging mislukte, men kreeg niet de jeugd, die er op uit trok, maar de enkelen, die anders thuis zaten.
Klik op de afbeelding voor een vergroting