Artikel Hoeksche Waard Exclusief lezen: 2024-07-hwe-sgravendeel-1953-1 en 2024-08-hwe-sgravendeel-1953-2 en 2024-11-hwe-sgravendeel-1953-3
De onderstaande foto’s zijn door mij toegevoegd en maken geen deel uit van de officiële rapportage.
Bron: De Hoeksche Waard, een studie van enkele sociologische en sociaal-psychologische apecten. In opdracht van de Centrale watersnood Commissie der Ned. Hervormde Kerk, uitgevoerd door Stichting voor Practische Psychologische en Paedogogische Arbeid vanwege de Nederlands Hervormde Kerk (Utrecht).
‘s-GRAVENDEEL RAPPORTAGE
Deze plaats verschilt in belangrijke mate van de overige plaatsen in de Hoekse Waard door de ligging vlak bij Dordrecht. De invloed van de stad heeft ’s Gravendeel geleidelijker in contact gebracht met het moderne leven dan dat in de overige plaatsen het geval was. Anderzijds is ’s Gravendeel geen voorstad van Dordt, maar heeft door de ligging aan de andere kant van het water en door het bezit van een eigen dorpskern achter de dijk, een eigen karakter. Het werk in de grote stad op de verschillende fabrieken en werven en vooral van oudsher de vlasverwerkende industrie (waardoor ook veel werk voor transportarbeiders) in ’s Gravendeel zelf, hebben ook belangrijke invloed uitgeoefend op het gezinsleven.
Men vindt veel kleine gezinnen van 1 à 2 kinderen. Men trouwt op jeugdige leeftijd, naar schatting 70 à 80 % gedwongen. Komt het tweede kind spoedig, dan is dit een teken dat men ,,maar raak” leeft; ,,beter” is het als er 4 à 5 jaar verloopt tussen het eerste en tweede kind. Anti-conceptionele practijk en lectuur van het blad van de N.V.S.H. neemt toe. Men is echter zeer gesloten over het sexuele leven, ook t.o. de arts. De lichamelijke conditie heeft grote aandacht. De hysterische persoonlijkheid is in ’s Gravendeel minder bekend dan b.v. in Puttershoek en andere plaatsen. Men verkeert niet in de spanningen van de kentering van het leven in het oude dorp.
Merkwaardig is het verschil met Puttershoek. Men werkt hier evenzeer veelal in de grote stad; doch de arbeid is stabieler, regelmatiger. Het contact met de grote stad is blijkbaar niet alleen maar ,,slecht”, zoals men vaak wil.
Dronkenschap komt weinig voor; men is ,,netjes” arbeidzaam. De opvoeding van de kinderen laat echter te wensen over. Ze worden ,,vrijpostig” genoemd, ,,ze weten hun plaats niet”. Soms komen de ouders op school met klachten over de vrijpostigheid van hun 12 – 14 jarigen. In huis wordt de kinderen weinig geboden aan gezelligheid. Op vaste tijden, ’s Zaterdags en ’s Zondags wandelen ongeveer 200 jongens en meisjes langs de dijk (de Kaai) tot aan de pont en terug; ook ouderen wandelen hier wel bij: ,,Voor je ’t weet loop je er tussen”. Onder het wandelen is het ruilen van filmsterplaatjes een belangrijke bezigheid, voor de jongere kinderen.
De meeste ouderen praten ook heel wat af op de straat en wel op een andere vaste plaats, ,,de Heul”. Velen trekken naar Dordt, en ook wel naar Puttershoek om te dansen of voor de bioscoop. Er zijn weinig a-sociale gezinnen in de gangbare betekenis van het woord. De kindertoeslag wordt nogal eens gebruikt voor wasmachines e.d., een goede besteding dus, alhoewel eenzijdig.
De buurtschap de Wacht vormt een contrast met ’s Gravendeel. Het beroep van ,,de Wachters” is parlevinker. Men leeft bij en op en van het water; is ,,primitiever”, godsdienstig veel zwaarder en staat geheel op zichzelf. Ook de Schenkeldijk vormt een aparte buurtschap. 75 % van de bevolking leeft direct of indirect van de vlasindustrie.
De vlasverwerking (in bedrijven met 10 tot 80 arbeiders) levert nergens het eindproduct en bestaat uit vrij eenvoudige en grotendeels eentonige arbeid. (Men werkt veel op contract, door gering aanbod van arbeidskrachten). Vlasindustrie is conjunctuur-gevoelig; de productiekosten zijn (nu nog!) hoog; men staat dus labiel t.o.v. de katoen. Dit is misschien één van de oorzaken dat de arbeiders goed georganiseerd zijn. (Beide, N.V.V. en C.N.V. ongeveer 400 leden).
’s Gravendeel heeft weinig boeren (9 %). De meeste kleinere boeren zijn georganiseerd in de C.B.T.B.; de jongeren zitten echter niet in de J.C.B.T.B. Er is vrij weinig standsverschil, wel een goede verstandhouding boer-arbeider.
Normaal inkomen voor vlasarbeider en landarbeider is ongeveer f 45.- tot £ 60.-. Er is een zekere welstand. Men weet van aanpakken en tracht een beter niveau van maatschappelijke welstand te bereiken. Ongeveer de helft van de kinderen volgt na de L.S. verder onderwijs. Een voorbeeld: van 45 kinderen die van de L.S. komen gingen in 1952 2 naar de Middelbare School, 10 naar het U.L.O., 6 naar de ambachtschool, 4 naar de huishoudschool. Afgezien van deze groep is de animo voor onderwijs gering. Vooral het 7de en 8ste leerjaar wordt als een noodzakelijk kwaad gezien, en zouden zonder leerplicht ontvolkt zijn. De kinderen moeten gaan verdienen en kunnen dit ook behoorlijk met werk op het land. De winter-avondschool trekt geen jongeren, wel ouderen voor middenstandscursus etc.
Een vragenbus van kinderen uit het 7de en 8ste leerjaar toont de gewone vragen uit de puberale phase. Een enquéte onder een kleine groep meisjes toonde dat 60 % bij voorkeur winkelmeisje wilde worden, 20 % verpleegster en een aantal kleuteronderwijzeres. Geen der meisjes koos enige werkzaamheid in de huishouding. De grote belangstelling voor werk in een winkel toont de trek naar het bewegelijke leven, bij voorkeur in de stad.
Ook op de Schenkeldijk is een 0.L.S. ’s Gravendeel heeft een Chr. Nationale Lagere School (bestuur 3 Herv., 3 Geref. en 3 Chr, Geref.) met overwegend Hervormd personeel en 425 leerlingen. De 0.L.S. heeft 200 leerlingen. Het spel van de kinderen is weinig geregeld; meer uiting van bewegingsdrang. Jongens èn meisjes spelen wild. Tekenen en aardrijkskunde zijn voorkeur-vakken, natuurkunde en rekenen doen ze ook graag (de jongens). Evenals elders in de Hoekse Waard vormt de taal het zwakke punt. Door de woningtoestand (zie tabel 8) krijgen veel kinderen een stuk opvoeding op de straat; het huis is dan ongeveer een hotel. Er worden thans, dank zij een actieve woningbouwpolitiek, 123 huizen bijgebouwd.
De zorg voor ouden van dagen is sinds de opening van een tehuis, 2 jaar geleden, aanmerkelijk verbeterd. Er worden thans 15 ouden van dagen verzorgd. Het tehuis wordt geëxploiteerd door een Stichting waarin de drie kerken deelnemen. Ook de gezinsverzorging (door een commissie uit de 3 kerkeraden zes jaar geleden gestart) is geaccepteerd en werkt goed; er zijn 2 gezinsverzorgsters. Sinds de ramp zijn in ’s Gravendeel verschillende maatschappelijke werksters werkzaam geweest (uit Nijmegen). Men had op voorstel van de Stichting voor v. M.W. in Z.-H., een stichting willen vormen om een vaste maatschappelijk werkster te benoemen. De samenwerking wilde vooral door financiële bezwaren nog niet vlotten. Nu heeft men voorlopig voor een jaar een maatschappelijk werkster, die door de Stichting v. M.W. in Z.-H. betaald wordt. De reacties zijn verdeeld; men hoort zeggen: ,,Wat doet zo’n meisje hier eigenlijk?”, ,,Waar is het voor nodig?” De tijd voor een goede introductie via de materiële nood na de ramp is verstreken! De ramp is geaccepteerd en ,,voorbij”.
Behoudens enkele uitzonderingen werd er geen religieuze interpretatie van de ramp gegeven. De bevolking is flink; de vergoeding van schade veroorzaakte geen naijver, al probeerden enkelen ervan te profiteren. Typisch voor ’s Gravendeel is, dat men de juiste mensen aantrof om de evacuatie en wat er op volgde goed te organiseren. Het kerkelijk leven is in ’s Gravendeel, gemeten naar Kerk- en Avondmaalsbezoek in vergelijking met de overige gemeenten in de Hoekse Waard, goed te noemen. (De cijfers kerkvisitatie 1948 kloppen wat aantal doopleden betreft niet met de C.B.S.-gegevens). Het aantal belijdende lidmaten zou thans 900 zijn (voor de Hoekse Waard een hoog percentage). Het kerkbezoek bedraagt 600 in de morgendienst, 400 in de avonddienst. Het Avondmaalsbezoek is gemiddeld 275, met Pasen 350, d.i. bijna 40 % van het aantal lidmaten. Voor de doop en belijdenispractijk geldt hetzelfde als in de overige gemeenten. ,,Het kind moet gedoopt worden, anders gaan we naar de Vrijzinnigen in Dordrecht”, zo dreigt men de predikant, als deze de doopbeloften ernstig wil nemen. Men betaalt allemaal aan de Kerk (nb. vrijwillige bijdrage); ,,’t is voor een goede zaak”, en het stelt gerust. De houding t.a.v. de kerk is vriendelijk en welwillend; dominee wordt door iedereen gegroet; hij is veel in de gemeente, per bromfiets, en wordt wel het vliegend Evangelie genoemd. Er is een niet precies aanwijsbare groep in de Herv. Kerk, die neigt naar de bevindelijke ,,zware” godsdienstigheid, die karakteristiek is voor het gehele eiland. Voor de komst van de huidige predikant had men (mede door de invloed van de consulent) 3 Geref. Bondspredikanten beroepen. De verhoudingen in de Kerkeraad zijn sedertdien veranderd. Van de 20 broeders zijn er nu nog 3, die eigenlijk meer voelen voor een ,,Zwaardere” gang van zaken. In het algemeen is men echter wel gevoelig voor het piëtisme in de Bond, al is ’s Gravendeel dan vanouds een confessionele gemeente en komt men toch wel in de kerk, al is men minder met de prediking ingenomen, (N.b. We noteren hier niet de formele Bondsopvattingen, maar de functie van de Bond als idee in de Herv. Kerk van ’s Gravendeel). Af en toe zijn er bijeenkomsten (niet georganiseerd door Hervormden), waar een ,,goeie” dominee komt (s)preken over ,,politiek” (S.G.P.). Dit gebeurt dan in de O.L.S., er komen 60 à 80 mensen onder wie, naar schatting, een 20-tal Hervormden. In de Herv. Kerk heeft men een grief, dat de predikant nooit Geref. Bonders vacature-beurten laat waarnemen. In ’s Gravendeel worden gezangen gezongen en, bij kerkeraadsbesluit, uit de Nieuwe Bundel. Gezang 174 b.v. is geliefd, al wordt het niet in de kerk gezongen, en staat het niet in de oude bundel. Kerkelijke huwelijksbevestiging vindt men in ’s Gravendeel ook meer dan elders. Jeugddiensten worden éénmaal per drie maanden gehouden; er komen dezelfde mensen als in de gewone diensten; niet méér jeugd dan anders.
De politieke verhoudingen illustreren de geest van de godsdienstige opvattingen in de gemeente: een verschuiving van A.R. naar C.H.U. Tevens enige vooruitgang van de S.G.P. De Hervormden stemmen P.v.d.A. en C.H.U, de meer rechtsen A.R. De meeste A.R.-stemmen (totaal 734) zullen door de 673 Gereformeerden worden uitgebracht. De Chr. Geref. worden hier ,,niet zo zwaar’’ geacht.
De kerkelijke jeugdverenigingen hebben in ’s Gravendeel ondanks gunstige omstandigheden (grotere vrijheid, betere leiding) toch met moeilijkheden te kampen. De Zondagschool telt 400 kinderen (!) en is het werk van een Zondagschoolvereniging, aangesloten bij de N.Z.V. met voor het merendeel jongere mensen als personeel. De jongste kinderen komen van 11.45 tot 12.30 uur, de oudsten om 2 uur. Gezamenlijke voorbereiding is er weinig. De Zondagschool is eigenlijk kinderkerk, de groepen zijn veel te groot. Veel personeel is toezichthouder en ,,overhoorder” van versjes (waarvoor punten toegekend worden). Sinds 1951 is er een eigen Zondagschool van de Chr. Geref. Kerk; er gingen toen 60 kinderen van de ,,grote” Zondagschool af. De invoering van het flanelbord was een succes. Inmiddels is door de jeugdleider de Zondagschool-training opnieuw georganiseerd. Na de Zondagschoolleeftijd gaan velen naar de meisjes- en jongensclubs. Er is ook een jeugdkerk (kinderkerk) voor kinderen tot ±15 jaar, 1 maal per veertien dagen(±60 kinderen).
De meisjesclubs (aangesloten bij de C.J.V.F.) zijn gesplitst naar leeftijdsgroepen, n.l. 8 tot 10, 10 tot 12, 13 tot 16 en 16 tot 17 jaar, ieder met ongeveer 20 meisjes. Er zijn twee leidsters, die ieder twee clubs na elkaar houden op één avond. Met de jongsten doet men spelletjes en platen kleuren. Voor de ouderen volgt men de richtlijnen van de C.J.V.F. (,,Hand aan hand” etc).
De knapenvereniging vergadert in twee groepen, n.l. 12 tot 14 jarigen (17 jongens) en 14 tot 16 jarigen (22 jongens). Het bezoek loopt terug, waarschijnlijk door verminderde aansporing van de kant van de ouders. Men komt bijeen op Zondagmiddag (dan mag je toch niets anders doen): in de week ,,zou men de jongens niet krijgen”; het programma bestaat naast de bijbelinleiding door de leider, uit een verhaal over allerlei onderwerpen, b.v. ,,Heeft ieder gelijke kansen in het leven”, (gaf stof tot hevige discussie op de J.V.). De jongens doen zelden zelf iets(!); het programma moet goed zijn, ,,anders raak je ze kwijt”. Een grote verleiding is om te gaan kijken naar het voetballen; soms lopen ze dan eerst langs het jeugdgebouw, dan ben je er geweest en dat telt dus.
Het blijkt, dat er van de Zondagschool slechts ongeveer 120 later naar de clubs gaan. Men ,,verliest” een grote groep bij de overgang. De meisjesvereniging (eveneens aangesloten bij de C.J.V.F.) heeft ruim 20 leden en volgt eveneens de C.J.V.F.-leidraden; volksdans, hersengymnastiek, gedichtbespreking etc. horen tot het na-de-pauze-program. Ook het voorlezen uit een roman. De jongere meisjes voelen weinig voor voorlezen. ’t Liefst hebben de meisjes zelf de naai- en breiavonden; ,,Geef ons onze brei- en praatavonden weer terug”, luidt een verzuchting. Van de meisjesclubs komen er weinig naar de M.V., vrnl. omdat de stijl en vooral het type meisjes op de M.V. bij de jongeren niet in trek is. De M.V. werft wel, doch trekt weinig meisjes ,,waar ze wat aan hebben”’. Ook de M.V. houdt een jaarfeest. Dit trekt minder belangstelling dan het feest van de jongens. (200)
De jongemannenvereniging is aangesloten bij het C.J.M.V. en telt 30 leden van 16 jaar en ouder. Er is sinds de oorlog enige teruggang geweest in het ledental. Oorzaken vindt men in de gedurende de oorlog ontstane band met de kerk en de veranderde eisen aan het gewone C.J.M.V.-programma, dat in ’s Gravendeel niet meer voldeed (invloed van het contact met het stadsleven).
Door de band met de kerk werd ook de financiële zorg voor het jeugdgebouw dat voorheen bezit was van de Jeugdcentrale (div. verenigingen) en de C.H.-kiesvereniging overgenomen. De jeugd heeft nu geen ,,eigen” gebouw, waar ze voor kunnen werken (men spaarde vroeger voor een orgel bv.) men moet betalen voor iedere vergadering en zelfs als men komt boeken-kaften voor de bibliotheek van het C.J.M.V. kost dit f 1.– aan huur. Het gebouw is hun eigen zaak niet meer en dit heeft het élan verminderd. De oorspronkelijke jeugdcentrale maakt nu als permanente en gevolmachtigde jeugdcommissie deel uit van de sinds de oorlog bestaande Jeugdraad en heeft nog een ondergeschikte taak. De Jeugdraad wordt door de Kerkeraad benoemd, 20 leden, 2 van iedere jeugdvereniging. Het C.J.M.V. onderging ook een aderlating door de dienstplicht in Indonesië. Ondanks correspondentie kwamen de meesten niet terug naar de J.V. In de loop der na-oorlogse jaren is men ook aan het programma andere eisen gaan stellen, daarbij de activiteit steeds meer overlatende aan het bestuur, dat moet zorgen dat het programma ,,attractief” blijft. Inplaats van de bijbelinleiding probeerde men b.v. een gesprek over onderwerpen als: ,,De zin van leven en dood”, ,,De zin van je werk” etc. Na de pauze volgt b.v. een opstel over een bepaald vak of een onderwerp uit ,,Kerk, Geschiedenis of Maatschappij’’; ook hersengymnastiek en improvisatie. Men zocht ook contact met de neutrale Zondag-voetbalclub, waaruit de Zaterdag-competitie-afdeling is ontstaan. De club kreeg na de ramp een mooie cantine van de K.N.V.B., waar men wel zit en spelletjes doet. Dit levert enige concurrentie voor het kerkelijk jeugdwerk.
Een belangrijk deel van de activiteit van het C.J.M,V. is het jaarfeest, waarbij jongens en meisjes samenwerken en waar een ,,stuk” gegeven wordt. Liefst een sentimenteel stuk, anders voelen spelers en publiek er niet voor. (Stukken van Schippers zijn zeer geliefd). Er worden 2 à 3 avonden gegeven, waar totaal wel 900 mensen komen. Verder heeft het C.J.M.V. een bibliotheek, waar goed gebruik van wordt gemaakt. Men is in de oorlog begonnen met het uitgeven van boeken op Zondag.
De jongens hebben zich het veranderde karakter van de vereniging na de oorlog wel gerealiseerd, niet alzo de kerkeraad. Deze bemoeit zich weinig met de jongensclubs; het toezicht is ook minder: een aanmerking als over het voetballen op Zondag in een kamp van het C.J.M.V. te Oud-Leusden enige jaren geleden, wordt nu niet meer gehoord n.a.v. het op Zondag terugfietsen uit een jeugdherberg. Toch is het vergaderen op Zondag nog voorwerp van onzekerheid in verband met allerlei dingen die op Zondag niet of wel mogen. Men vergadert op Zondag binnen, ,,want je kunt toch niet buiten ‘Lof zij den Heer’ gaan zingen”.
In de week zou men wel degelijk gaan pingpongen, volleyballen etc. Toch zijn door verjonging van de Kerkeraad meer dingen mogelijk, al werd nog in 1948 b.v. vertegenwoordiging in de Jeugdraad van een Chr. wandelclub die op Zondag trainde (dus wandelde!) door de meesten afgestemd. Ondanks de stijgende lijn (naar eigen oordeel) in de programma’s vraagt men zich af ,,Waar gaan we eigenlijk heen?” en ,,verliezen we het doel van de vereniging niet uit het oog?”, en ,,het wordt steeds maar gekker’’ etc. Dus resumerend: er is onbehagen over eigen activiteit en inactiviteit. De band met de kerk resulteert niet in steun en stimulering van die kant en is louter formeel. Aan de andere kant heeft de jeugd er niets tegen, om organisatorisch bij de kerk te behoren. Men voelt dit gebrek aan samenleven: ,,we gaan na de vereniging uit elkaar net zoals de kerk uitgaat; je merkt niets meer van de anderen……behalve als je 2 cm over de streep gaat….’’.
Een deel der jongeren in ’s Gravendeel heeft veel initiatief (zie hun critiek!). Zo wil men b.v, instuif gaan houden voor eigen leden, die andere jongens en meisjes mogen introduceren. Ook wil men zelf wel het nodige aan het gebouw veranderen; discussieert erover aan de hand van een plattegrond, etc. Dit actieve deel is echter te klein; veel werk komt op dezelfde mensen neer. Slechts enkelen hebben middelbare schoolopleiding, verreweg de meesten minder dan dat. Kadervorming en training is zeer gewenst.
Het jeugdgebouw wordt ook voor andere doeleinden (huwelijksfeesten e.d.) verhuurd, terwille van de exploitatiemogelijkheid. Soms zit een kerkelijke vereniging in de school, omdat een damclub het jeugdgebouw in gebruik heeft. In de exploitatiecommissie zitten 4 leden van de jeugdraad, die echter meer stem zouden moeten hebben. Het gebouw wordt geacht niet meer aan de eisen voor een dergelijke gelegenheid te voldoen. Het blijkt dat van de 120 leden van de meisjes- en jongensclubs er slechts ruim 50 overgaan naar de J.V. en M.V. Overgebleven is vrnl. De jeugd uit de bewust kerkelijk meelevende gezinnen. De Jonge Kerk in ’s Gravendeel heeft 20 bezoekers op haar avonden. Onder leiding van de predikant volgt men de richtlijnen van ,,Contact”, het landelijk orgaan. Er komen weinig oud-leden van J.V. en M.V., en ook te weinig jongeren.
Ook is er in ’s Gravendeel een kerkkoor (ruim 40 leden), dat bij de jeugddiensten, Kerstmis en Pasen in de kerk zingt. Ook geven ze uitvoeringen, echter niet in de kerk. Over het algemeen is men niet gesteld op veel muziek in de kerk, evenals elders in de Hoekse Waard. Een lang voorspel van het orgel wordt, ook wanneer het goed is, niet erg gewaardeerd. Verder zijn er nog een Chr. Korfbalclub en een Herv. Vrouwenclub (25 leden, breien voor de kerk).
Het tamboer- en pijpercorps van ’s Gravendeel is voortgekomen uit het C.J.M.V. in 1928. Men begon, na contact met het befaamde ,,Jubal” uit Dordrecht, met fluiten te kopen voor de jongens van de knapenvereniging. Later kwamen er ook anderen bij en werd het een aparte vereniging. In het bestuur zitten ook nu nog (oud-) C.J.M.V.-ers. Het corps heeft 55 trouw opkomende leden, oefent éénmaal per week en treedt op ter gelegenheid van nationale feestdagen, jeugdappél en dergelijke feestelijke gelegenheden. De jongens dragen uniform. Men begint met 8 à 9 jarigen; men krijgt geen nieuwe leden boven de 15 jaar. De jongens, die er zijn, blijven echter ook na de 15 – 16 jarige leeftijd; er blijkt dus een band met de vereniging te zijn. (Vgl. het verloop bij het kerkelijk jeugdwerk). Dit moge blijken uit het idee: er moeten es-trompetten aangeschaft worden; daar kun je meer mee doen dan met g-trompetten. Dat kost f 1000,-,. De jongens gaan ’s zomers peeën dunnen (suikerbieten) en dat brengt vast f 400.- op voor de trompetten; zelf verdiend! Het corps is vertegenwoordigd in de Jeugdraad.
De Jonge Strijd is pas opgericht. Hier komen jongeren die nooit lid van een vereniging waren en ook wel enkelen, die ook op een kerkelijke vereniging waren. De start was goed, er was een mondaccordeonclub, men volksdanste (waar echter het enthousiasme voor geluwd is); men doet nu aan modern dansen in café de Groot. Dit illustreert, wat men ook bij de J.V. heeft opgemerkt: het program moet steeds aantrekkelijker zijn om boven de ,,verzadigingsdrempel” te blijven. Volksdansen ,,sec” is onvoldoende; het wordt niet op de goede manier beoefend en niet in een clubgeheel. De jeugd is er niet tegen in ’s Gravendeel; voelt er echter ook niet veel voor, goeddeels door onbekendheid. Hoe de reactie in ’s Gravendeel op volksdansende kerkelijke verenigingen zou zijn, is onzeker; dit kan van de overige plaatsen in de Hoekse Waard niet gezegd worden.
De Bond van Plattelandsvrouwen doet in ’s Gravendeel goed werk door voorlichting, excursies etc. Ook de Chr. Vrouwenbond (waarin véél Gereformeerden) is actief. Deze laat b.v. éénmaal per maand een spreker komen over onderwerpen als ,,Communisme”, ,,Opvoeding”, etc.
Van de bibliotheken in ’s Gravendeel wordt betrekkelijk veel gebruik gemaakt: historische verhalen, Spiegel-serie, Norel, Ooms, Schippers zijn in trek uit de C.J M.V.-bibliotheek. Ook Libelle en Margriet zijn goed ingeburgerd.
Voor de lijst van de andere, niet Chr. verenigingen zie tabel 16. In het voorgaande zijn de verenigingen behandeld, die enige vorming beogen op levensbeschouwelijke achtergrond. Het blijkt, dat een van de moeilijkheden is de geringe animo en inspanning die men voor deze vorming opbrengt. Andere oorzaken zijn methodische belemmeringen, die weer samenhangen met de genoemde achtergrond. Voor ontspanning is men wel te vinden. ’s Winters is er bijna iedere avond wat te doen vanwege de vele feest-gevende verenigingen.
Klik op de afbeelding voor een vergroting