Dit artikel is gepubliceerd in de Hoeksche Waard Exclusief van 17 november 2020 (website HWE). U kunt dit artikel downloaden in PDF-formaat: hwe-fort- buitensluis-1945-1947-deel2
Bewarings- en verblijfskamp Fort Buitensluis – 1945-1947 – Deel 2
Fort Buitensluis: Het dagelijks leven
Vanaf de opening van ‘Bewarings- en verblijfskamp Fort Buitensluis’ op 14 november 1945 was het alle betrokkenen duidelijk dat het kamp was bedoeld als werkkamp. ‘De gedetineerden zullen vast iets op hun kerfstok hebben, we gaan ze niet in de watten leggen’, zo luidde het oordeel bij de inrichting van alle 100 tot 150 gelijksoortige kampen in Nederland. Het paste in een tijd waarin de woede moest worden gekoeld, terwijl de hoofdschuldigen al met de staart tussen de benen naar het oosten waren vertrokken. Op diverse plekken in ons land werden gedetineerden mishandeld, in afwachting van een proces. En dat terwijl menigeen door de rechter werd vrijgesproken, na maanden van ontberingen in zo’n kamp. Zowel over het kamp in Oud-Beijerland als over Numansdorp kwamen diverse misstanden aan het licht. Schuldig of niet, alle betrokkenen probeerden na deze donkere jaren alles te verzwijgen en zo snel mogelijk te vergeten. De meerderheid van het personeel én van de gedetineerden deed gewoon wat het moest doen. Ooit zal het voorbij zijn.
Het personeel
Vrijwel alle bewakers en bewaarders uit kamp Numansdorp zaten bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Na opheffing daarvan, eind 1945, kwamen zij op de loonlijst van het kamp terecht. Haaks op de beperkte bezetting door capabel administratief en leidinggevend personeel stond de enorme hoeveelheid van bewakers. Voor het vervoer naar de werkobjecten, de tribunalen en het ziekenhuis stonden diverse vervoersmiddelen tot de beschikking. Een nieuwe Austin Bellenwagen, een Ford V8 truck en een Fordson. Daarnaast werd van De Fonkert een DKW-motor gehuurd tot 1946, toen werd een nieuwe Triumph aangeschaft. Twee eigen fietsen én een eigen benzinepomp completeerden het dagelijkse reiscomfort. Het werken in het kamp viel weinig personeelsleden zwaar, al schuilde er gevaar in om vanwege een gebrek aan controle de regels naar believen te interpreteren. Ronduit onhandig was de werkplek van het personeel werkzaam op het ‘Bureau der Administratie’. Door plaatsgebrek stond hun barak tussen de gedetineerden, achter het prikkeldraad. Met uitzondering van de latere gedwongen ontslagen (wegens fraude en plichtsverzuim) waren er weinig mutaties aan het personeelsfront. Met 64 bewakers drukte de kostenpost salarissen enorm op de begroting. Te meer omdat hun salaris weinig verschilde ten opzichte van het hoger geschoolde personeel. Werd bij de start in Oud-Beijerland nog gewerkt met 14 personeelsleden, aan het einde van het jaar waren dat er in Numansdorp al 54. En precies een jaar later stonden liefst 73 personeelsleden op de loonlijst van het kamp.
De gedetineerden
Er moest worden gewerkt, zowel in het kamp als in de omgeving. Aanvankelijk gebeurde dat naar Duits evenbeeld; als slavenarbeid, zonder noemenswaardige vergoeding. Vanaf 1946 werd er salaris betaald aan de gedetineerden. Voor ongeschoolde arbeiders 30 cent per uur, geschoolde arbeiders 60 cent per uur en academisch gevormden kregen 1 gulden per uur. De werkzaamheden ten behoeve van het kamp bestonden uit corveediensten (aardappelen schillen, het schoonhouden van de verblijven, het onderhouden van de terreinen), kampdiensten (werkzaamheden voor de keuken, kapper, schoenmakerij en kleermakerij) en de opbouw en uitbreiding van het kamp. In 1946 werden door de gedetineerden een stenen badhuis en nieuwe toiletten gebouwd. De werkzaamheden voor derden, verspreid over de Hoeksche Waard, betroffen voornamelijk grond- en oogstwerk. De belangrijkste werkgeefster was de N.V. Grontmij te Zwolle, de tewerkstelling voor oogstwerkzaamheden liep via het Bureau Oogstvoorziening te ’s-Gravenhage. De gedetineerden werden aanvankelijk ingezet bij deze werkzaamheden: knollen trekken, aardappelen rooien, bonen plukken, witlof en peen rooien, vlas plukken en aardappelen wieden. In de wijde omgeving vormden de werkploegen vanuit het kamp al snel een vertrouwd beeld. Niet met kettingen aan elkaar verbonden (zoals elders in Nederland!), de arbeid kon redelijk humaan worden verricht. Vanwege het aantrekkelijke arbeidstarief werden de gedetineerden al snel voor van alles en nog wat ingehuurd: autoreparaties (garages), werk aan de kaden (R.T.M.), laden en lossen (Ambachtsheerlijkheid), kabelsmelten (PTT) en havenbouw (K. Simons). Voor de kampkas bleef er weinig over van de vergoedingen voor alle ingehuurde arbeid, deels vanwege diverse kosten. Zoals van het vervoer van de gedetineerden naar de werkobjecten en terug (indien verder dan 15 kilometer van het kamp hoefde niet te worden gelopen), de kosten van de bewaking op de werkobjecten, de kosten van de extra rantsoenen levensmiddelen voor zware arbeid, de slijtage van de kleding en de kosten van het bureau Oogstvoorziening. Het kamp werd weliswaar betaald voor het uitzenden van de werkploegen, een doorn in het oog daarbij was de lage beloning voor de arbeid aan cultuurtechnische werken. Dat was niet te wijten aan de prestaties van de gedetineerden, maar aan de extreme zuinigheid van sommige opdrachtgevers. N.V. Tiengemeten spande wat dat betreft de kroon, met een uiterst lage beloning. Extra inkomsten waren er voor gedetineerden die naast hun kamploon ook nog diensten verrichtten voor het personeel, zoals schoen- en kledingreparaties. Beroemd in dat kader waren de producten van de gedetineerde timmerman S. De houten creaties van S. waren zeer gewild onder het personeel, vanwege de hoge productiekosten werd hij gesommeerd zijn bijverdiensten te staken. Het hoofd van de administratie kreeg geregeld hulp vanuit Vlaardingen. Vanuit het uit kamp ‘De Vergulde Hand’ kwam een gedetineerde boekhouder over om hem de kneepjes van het vak bij te brengen! Het gebrek aan kennis en ervaring, alsmede schimmige geldstromen, droegen bij aan de val van het kamp, in 1947.
Voedingskosten
In 1946 bedroeg het totaal der voedingskosten in het kamp 47.300,33 gulden. Op een gemiddelde dagbezetting van 266 gedetineerden kostte dat dus 49 cent per dag, per gedetineerde. De kosten voor voeding werden als volgt gespecificeerd: Boter, vet, olie, kaas, eieren, vlees, vleeswaren, groenten, peulvruchten, fruit, aardappelen, brood, beschuit, bloem, melk, koffie, thee, suiker, macaroni, gort, havermout en overige.
Inventaris
De inventarislijst van 1946 geeft een mooi beeld van de aanwezige voorwerpen, en de herkomst daarvan. Bureaus, een elektrische kachel, een fornuis, een luidpreker en een spiegel waren in beslag genomen bij diverse NSB’ers. Zelf gemaakt door gedetineerden in het kamp waren de geweerrekken, een groentezeef, een kachelpook, een kachelpijp, diverse schragen, een aardappelstamper, een trap, drie vuilbussen, een werkbank, een werktafel en een zitbankje. Aanwezig en verkregen uit oorlogsbuit (lees: achtergelaten door de Duitsers): afgewerkte olie, een bankschroef, een benzineblik, een dresseerwagen, een fietspomp, 68 geweren, 40 kampmatrassen, ketels en kookpannen, een pikhouweel, een radio, 13 schoppen, een kist bouten en moeren, 3 stoelen, 4 tafels, 2 trekzagen, een ijzeren wagen en een weegschaal. De 49 richtingsborden werden overgenomen van de Binnenlandse Strijdkrachten (uit kamp Oud-Beijerland).
Vorige keer in deel 1: Fort Buitensluis: Bewarings- en verblijfskamp, klik hier
Volgende keer in deel 3 (slot): Sluiting van het kamp (klik hier)