WO2 bracht Oud-Beijerland De Liefde

hans-de-liefdeOp woensdag 23 maart 2016 sprak ik met Carlo de Liefde. Onderwerp van gesprek: zijn vader, Hans de Liefde.

Jeugd

Johannes (roepnaam Hans) de Liefde werd geboren op 1 juli 1919 te Nunspeet. Hij had twee broers en twee zussen en groeide op in een gelovig gezin.

Dirk de Liefde was aanvankelijk hoofd van een basisschool, hij heeft in diverse plaatsen leiding gegeven, allen in de biblebelt. Staphorst, Zegveld, Nunspeet en tenslotte Zwammerdam. Hij verkocht in zijn tijd in Nunspeet ook verf en doeken aan schilders. ,,Soms werd hij betaald met schilderijen. In de familie circuleren nu nog steeds schilderijen van Jan van Vuuren, hij schilderde veel van zijn werk op de Veluwe.”

In Zwammerdam werd hij afgekeurd vanwege zijn hart en opende hij een boekwinkel annex speelgoedwinkel, op het adres Allard Piersonstraat 30 te Haarlem.

,,In Haarlem ging Dirk niet naar de kerk, deze paste niet goed genoeg bij zijn overtuiging. Maar de rest van het gezin ging wel naar de kerk”.

Hans begon zijn sportieve leven als turner en korfballer. Dat viel niet mee in het streng gereformeerde gezin, want er werd bij de vereniging Oosterkwartier gekorfbald op zondag. ,,Op zaterdagavond bracht mijn vader z’n sportspullen vast bij een vriend. Via de regenpijp naar beneden en zo ging hij toch korfballen. Het verhaal gaat dat ooit z’n vader kwam langs wandelen, een stevige heer die met z’n handen in z’n zakken stond te kijken naar de wedstrijd. Hij was uiteraard niet bedacht op de aanwezigheid van zijn zoon, hij herkende ‘m niet eens.”

De drie jongens uit het gezin gingen allen naar de H.B.S. De oudste zoon, Dirk, werd een zeer geliefde huisarts in Haarlem (in de wijk Schoten). Hij stierf in 1948 op 40-jarige leeftijd, hij werd aangereden toen hij de weg overstak. Zijn bedroefde patiënten wilden dat er een straat naar hem vernoemd zou worden en dat gebeurde in 1954 in Haarlem. Dirk de Liefde ligt begraven achter de BAVO-kerk in een groot wit graf. In het Schoterbos staat ook nog een herdenkteken van hem. Broer Jan studeerde scheikunde, zijn vrouw had een apotheek in Amsterdam. Hij maakte deel uit van het operagezelschap ‘Piccolo’ en reisde daarmee door heel Nederland. Hans begon in Alphen aan den Rijn aan zijn opleiding, door de verhuizing behaalde hij zijn diploma op het Christelijk Lyceum in Haarlem. Hij wilde officier in het leger worden en ging naar de Koninklijke Militaire Academie.

Oorlog

In de meidagen van 1940 bevindt de 20-jarige Hans de Liefde zich aan de Maas bij Katwijk, hij dient als Cadet-Vaandrig in de derde compagnie van het tweede bataljon 26ste regiment infanterie. Hij voerde het bevel over 3 van de 15 kazematten daar. De manschappen zijn naast de lichte handwapens bewapend met 6 zware mitrailleurs, 9 lichte mitrailleurs, 1 kanon van 8 cm staal en 2 kanonnen van 5,5 cm. De opdracht is eenvoudig: standhouden! Op 10 mei levert zijn sectie hevige strijd, diverse aanvalsgolven kunnen worden weerstaan. Uiteindelijk is het aanvalsgeweld te heftig, laat in de middag maken de Duitsers al een pontonbrug over de Maas. In zijn rapporten tekende hij deze notities op:

,,Aan de overzijde van de Maas in het voorterrein was bedrijvigheid van Duitse patrouilles waar te nemen. Ik begaf mij (dit was ongeveer 6.00 uur) naar de groep van sergeant Toonen in kazemat S-108, welke geheel geïsoleerd lag ten zuiden van de dwarsdijk, die de Maasdijk met de Galberg verbindt. Ik bepaalde mij tot de geweerschutters in de schuttersputten en liet Toonen de kazemat voor zijn rekening nemen. Ik liet gasmaskers in de stellingen brengen en gaf daarna aanwijzingen bij het vuren op doelen in het voorterrein. De bewegingen op de andere Maasoever werden steeds duidelijker, het artillerievuur nam in hevigheid toe en strekte zich uit over het gehele sectievak. De spring punten lagen ongeveer 20 mtr. achter de dijk en gedeeltelijk ervoor, enkele scherven raakten de schuttersputten. De Duitse infanterie nam onze infanterieschilden danig onder vuur, maar die bleken bestand tegen de kogels uit hun geweren en mitrailleurs. Ook de mortieren deden hun moordend werk. Daar ik van de neventroepen niets vernam, ging ik eens poolshoogte nemen. Alles was in orde. Het vijandelijk vuur lag wel juister gericht als bij ons, toch schoot de vijandelijke artillerie naar mijn mening vrij slecht, daarna keerde ik weer naar kazemat 108 terug.”

„De artillerie raakte ingeschoten en vele voltreffers kwamen op de kazematten. Intussen trachtten de Duitsers aan de andere zijde bootjes klaar te leggen. Telkens moesten ze voor ons vuur terug. Bij mijn geweerschutters dreigde een gebrek aan munitie. Korporaal Demarteau – die met zijn M 95 keurig vuurde – en ik wisten kruipend de kazemat te bereiken en slaagden er in door het toewerpen van patroontrommeltassen de benodigde hoeveelheid te bemachtigen. Hierna ging ik voor de tweede maal naar mijn nevenman. Daarna ging dat niet meer door het hevige vuur. Even later waagde de vijand weer een poging tot oversteken, die met behulp van de zware mitrailleur in de uiterwaard in de kiem werd gesmoord. Onophoudelijk donderde de artillerie en de mortieren. Ook de tweede en derde poging mislukten. De vierde aanval werd ingeleid door machtig zwaar artillerievuur en succesvol ingezet. Met grote verliezen in verhouding tot de onze slaagde de vijand er uiteindelijk in de overzijde te bereiken.”

1948-bronzenkuis-van-prins-bernhardIn 1948 ontving hij uit handen van Prins Bernhard het Bronzen Kruis, een onderscheiding bedoeld voor hen die “moedig of beleidvol” optraden tegenover de vijand. Kort daarna werd hem ook het ‘oorlogsherinneringskruis’ toegekend, bedoeld als dank aan hen die in alle opzichten een goede plichtsbetrachting en goed gedrag te hebben getoond, vanaf 10 mei 1940 tot het einde van de oorlog (Het bronzen kruis werd later bij een huisinbraak in de Karel Doormanstraat gestolen). Van Prins Bernhard ontving hij ook nog een brief als dank voor zijn rol binnen de BS.

Zijn goede gedrag tot het einde van de oorlog leverde merkwaardig genoeg verder weinig voordelen op. ,,Na de capitulatie werd hij als officier gevangen gezet in een kamp in Duitsland. Na enkele maanden mochten de gevangen naar huis, ze moesten garanderen dat ze geen wapens zouden oppakken. Later kreeg mijn vader een brief van de Duitsers, hij moest zich opnieuw melden. Degenen die gingen werden meteen opgesloten, mijn vader besloot de orders vanuit Londen op te volgen: onderduiken. Administratief was dat een misser, want na de oorlog kregen degenen die zich wel hadden gemeld bij de Duitsers achterstallig soldij uitgekeerd en kwamen zelfs in aanmerking voor bevordering. Een maat van mijn vader was eveneens Vaandrig. Hij had zich wel gemeld en werd nog reserve-Kolonel. De onderduikers werden genegeerd, ze verdwenen van de radar. Mijn vader heeft er verder niets mee gedaan, hij was wel verschrikkelijk verbolgen over deze gang van zaken”.

In zijn latere leven sprak hij nauwelijks over de oorlog, de huiveringwekkende ervaringen op jonge leeftijd moeten een diepe indruk hebben gemaakt. ,,Hij liet er niets over los, hij moet er verschrikkelijke beelden van gehad hebben. Het heeft wel zijn leven bepaald. Hij was gesloten, hij sprak nooit over zijn gevoelens. Als gezin zijn we één keer terug geweest naar de omgeving waar hij diende in de meidagen, hij onderhield nog steeds contacten met de mensen waar hij ingekwartierd had gezeten. Hij wees ons daar een herdenkingssteen aan. Met zijn vinger ging hij langs de lijst van overledenen. Die zat bij mij, die zat bij mij….in een van zijn kazematten waren door een voltreffer veel slachtoffers gevallen. Hij heeft oog in oog gestaan met de vijand, alleen via moeder kwamen we wel eens iets te weten. Details heeft hij nooit gegeven, we waren als familie erg blij met het boek ‘Standhouden!’, hij wordt er zelfs in geciteerd als Cadet-Vaandrig. Na de oorlog kwam hij nog bij de Binnenlandse Strijdkrachten, in zijn huis aan de Oost-Voorstraat was een kantoortje ingericht. Hij was operationeel militair en is pas veel later afgezwaaid. Eigenlijk moest hij nog naar Nederlands-Indië, met behulp van een bevriende arts is hij daar onderuit kunnen komen. Hij vond dat hij z’n plicht had gedaan en voldoende had meegemaakt in de meidagen van 1940.”

Huwelijk en naar Oud-Beijerland

Zijn vrouw Carla Ida Ravelli werd geboren in Amsterdam en groeide op in Haarlem. Daar heeft hij haar leren kennen, via de turn- en korfbalvereniging. Op 18 maart 1943 traden ze te Haarlem in het huwelijk. Het echtpaar kreeg vier kinderen: Dick, Carlo, Hans en Carla. In 1941 besloot Hans zich aan te melden voor de opleiding tot LO-docent, op de Academie in Amsterdam mocht hij de driejarige opleiding versneld in twee jaar doorlopen. Toen de keuze werd gemaakt om onder te duiken kwam voor het eerst de Hoeksche Waard aan de orde. ,,Mijn vader was in contact gekomen met Van As, deze was amanuensis op de Rijks H.B.S te Oud-Beijerland. Via familie kon hij mijn ouders aan woonruimte helpen, het tegenwoordige pand van de juwelier Bijlandt, aan de Oost-Voorstraat 33. ,,Bij een razzia verstopte vader zich in een zelf getimmerd kamertje op zolder. In 1944 kwam Vink, de gemeentesecretaris van Zuid-Beijerland, met zijn echtgenote ook in het huis wonen. Zij waren trouwens de eigenaren van het huis waarin mijn ouders woonden, ze moesten vanwege de inundatie weg uit Zuid-Beijerland. Bij de eerst volgende razzia werd die Vink meteen opgepakt, hij vond zich te oud om zich te hoeven verstoppen. De Duitsers dachten daar anders over. Van de chaos maakte hij gebruik door z’n hoed op te zetten en gewoon weer naar huis te wandelen, bij de latere razzia’s zat hij verstopt bij m’n vader, in het kamertje”. In 1949 verhuisde het gezin naar de Karel Doormanstraat 117, daar werd dochter Carla nog geboren. Voor de vrouw des huizes was de overstap van Amsterdam naar Oud-Beijerland een hele grote, vader Hans voelde zich wat sneller thuis in de Hoeksche Waard. ,,Mijn ouders zijn daar altijd blijven wonen, mijn moeder als laatste tot haar overlijden in 2005. In het begin vond zij het helemaal niets, later ging ze daar heel anders over denken. Haar familie sprak ook altijd minachtend over ‘dat dorp’. Ooit zijn we bijna verhuisd, mijn vader had gesolliciteerd naar de functie van inspecteur in Hoofddorp. We zijn er met het hele gezin wezen kijken, wij waren al pubers. We hebben hem op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt dat wij onder geen beding Oud-Beijerland wilden achterlaten voor Hoofddorp. Dan moest hij er maar alleen gaan wonen. Die baan heeft hij afgezegd”.

Werk en houtbewerking

,,Mijn vader gaf in het begin les op de Openbare ULO, de Christelijke ULO, de H.B.S. , de Keuchenius School en de Bijlschool. Die van de ULO kwamen gymmen in de zaal van de H.B.S., die van de Keucehenius hadden een eigen zaaltje. Hij had er meer dan een voltijd baan aan. Er werd toen tussen de middag warm gegeten, regelmatig kwam mijn moeder een pannetje eten brengen voor hem. Later gaf hij alleen les aan leerlingen van de H.B.S., ten tijde van Ploeg was hij onderdirecteur, later onder Van Bekkum was hij waarnemend rector. Het was een man die altijd bezig was. Hij maakte heel vaak veel te lange dagen, de sport was zijn lust en zijn leven. Hij was absoluut niet zakelijk. Op zolder hadden wij een vooraard sportartikelen van een winkel, Sporthuis Haarlem. Hij rekende niets voor zijn rol als tussenpersoon bij de verkoop. Hij had ook de eerste sportzaak in Oud-Beijerland kunnen hebben, het is hem diverse keren voorgesteld. Maar hij wilde bezig zijn, achter een bureau was niets voor hem. In Oud-Beijerland was ook geen fysiotherapeut. Door zijn vriendschap met diverse huisartsen kreeg hij personen doorverwezen, heilmassage heette dat toen. Hij had een cursus sportmassage gedaan en heeft mensen geholpen met hun revalidatie; opnieuw leren lopen en begeleid, o.a. bij heupproblemen. Hij werd op die manier een hele bekendheid in Oud-Beijerland, het leek alsof hij bij alles betrokken was. Als hobby knutselde hij graag, houtbewerking. Hij maakte gebruiksartikelen en spelletjes, boven had hij een draaibank en veel apparatuur.”

Sport

,,In de jaren vijftig kwamen er allemaal nieuwe sporten Nederland binnen. Mijn vader ging naar bijeenkomsten van gymnastiekleraren, in Rotterdam werden bijscholingen gegeven.

Zijn liefhebberij was teamsporten, maar ook was hij actief als trainer bij de turnkring. Mijn moeder nam ook deel aan demonstraties en wedstrijden. In het zaaltje van café Rustburg op de Zinkweg werden ook demonstraties gegeven.

hans-de-liefde-hbs-02Op school introduceerde hij die sporten. Eind jaren vijftig probeerde hij een hockeyclub op te richten, maar op school was er geen ruimte beschikbaar. Hij slaagde er niet in om een veld te vinden, toen schakelde hij over op basketbal. Na de gymnastiektraining met een groepje huisvrouwen werd er basketbal gespeeld, het leidde tot de oprichting van BOB. Je kunt je afvragen of die basketbal-vereniging ooit zou hebben bestaan als hij een hockeyveld had gevonden. Er werd heel veel gehonkbald en gehockeyd op school, ook werden er veel toernooien georganiseerd. De oud-leerlingen van school hebben later alsnog de hockeyclub opgericht. Ook speelde hij volleybal, hij deed dat met personen uit het bedrijfsleven die in vorm wilden blijven. Ze noemden zich DVO, De Veteranen Oud-Beijerland. De vereniging bestaat nog steeds, 70 jaar later. Mijn vader heeft nog kort in het eerste van OSV gevoetbald, omstreeks 1948 als linksbuiten. Hij heeft daar gezorgd voor de oprichting van een korfbaltak. Na de verhuizing daarvan zijn de banden met OSV afgesneden, maar oorspronkelijk viel deze vereniging dus onder het bestuur van OSV. Mijn moeder was een sportieve dame, eigenlijk zelfs de oprichter van BOB. Ze heeft daar ook in het eerste gespeeld en in het bestuur gezeten. Atletiek was haar sport, haar sportcarrière werd echter verpest door de oorlog”.

BOB – basketbal

trainer-bob-dames,,Achter ons huis in de Karel Doormanstraat hing een basket. Al heel vroeg waren we daar constant mee bezig. Mijn vader is er mee begonnen, wij zijn er in mee gegaan, veel oefenen in de achtertuin. Carla was het oogappeltje van mijn ouders, haar carrière was ook imposant. Ze reden haar het hele land door, mijn vader was er helemaal gek van. Het gespreksonderwerp was altijd basketbal. Zelf heb ik nog drie seizoenen eredivisie gespeeld met BOB, en tien seizoenen een niveau lager. Mijn vader heeft het damesteam van BOB ook getraind, net als mijn broer Dick. Hans is voor een Amsterdamse eredivisieploeg gaan spelen en kwam in het Nederlands jeugdteam terecht. Mijn broer Dick kon alles goed, basketbal, zwemmen, schaatsen. Hij heeft ook als spits in het eerste van SHO gespeeld, later werd hij coach van de basketbaldames van het Nederlands Team. Met Carla in zijn ploeg. De ontstaansgeschiedenis van BOB is een hele mooi, met de H.B.S. als bakermat. In het begin trainde mijn vader alle teams van BOB, later hebben Dick en ik trainingen overgenomen van hem. Hij was altijd bezig met de trainingen, het vervoer naar uitwedstrijden en met de bestuursvergaderingen. Zoals gezegd, altijd ging het over basketbal”.

Zwemlessen

zwemles-oudetol-01,,Er was niets in Oud-Beijerland, de mensen leerden zichzelf zwemmen. Mijn vader is toen bij de oude Tol cursussen gaan geven. Zo’n cursus duurde zo’n 6 weken, tussen de 90 en 100% ging weg met een diploma. Mijn vader was een officieel gecommitteerde van de KNZB, hij maakte zelf de vereisten voor het behalen van een diploma twee keer zo zwaar. Op een kruk werd droog geoefend, eenmaal in het water zag hij aan de stuwing (in het troebele en snel stromende water) of de kinderen de beenslag onder knie hadden. Hij is daar omstreeks 1950 mee begonnen, de kosten van een stoomcursus waren twaalf en halve gulden. Tegenwoordig lijken de zwemlessen eindeloos te duren, mijn vader had een systeem bedacht om snel resultaat te boeken. Hij gaf twee keer op een dag zwemles. Eerst om 06.00 uur, leerlingen kwamen overal uit de Hoeksche Waard vandaan, sommigen vetrokken al om 05.00 uur op de fiets van huis. Na achten ging mijn vader naar school, in de middag na half vier kregen de leerlingen voor de tweede keer zwemles van hem. Een les duurde 20 minuten, twee keer per dag waren de cursisten op die manier geconcentreerd mee bezig. Dat werkte prima, de kinderen moesten wel 6 jaar oud zijn. Ze wilden dan zelf graag en wilden niet voor anderen onder doen. Ze hadden een motivatie die hij bij 4- en 5-jarigen miste. Hij was zeker niet kinderachtig, maar nooit heeft iemand daar een trauma aan overgehouden. Tussen de middag gaf hij ook nog een lesje aan de beter gesitueerden, ‘suikerbeestjes’ noemde hij hen. Bij de zwemlessen gebruikte hij een hengel en drijfbussen met een leren riempje eraan, hij liet zijn benodigdheden op maat maken op de Technische School. Op een bepaald moment ben ik mijn vader gaan helpen, ik was toen 15. Toen ik 16 werd betaalde hij me uit voor bewezen diensten, ik kreeg een Tomos-brommer, de Tsjechische uitvoering van een Puch. Toen hij stopte met lesgeven heb ik het nog twee jaar voortgezet. Het eindigde toen Oud-Beijerland een echt buitenbad kreeg, ik heb nog wel diploma’s afgenomen daar”.

Pensioen en overlijden

,,Mijn vader is in 1982 met pensioen gegaan, vanwege  zijn sportieve bezigheden werd hij onderscheiden met de eremedaille in de orde van Oranje-Nassau. In 1988 is hij overleden. Enkele dagen daarvoor zag ik hem staan met de hond, ik liep met mijn kinderen mee in een lampionnenoptocht op 5 mei. Ik dacht ‘hij ziet er oud uit’. Vijf dagen later op 10 mei overleed hij, midden in de nacht werd hij wakker. Hij was op de camping in Laag-Soeren en vertelde mijn moeder dat hij meteen naar huis wilde. Hij pakte de TV onder zijn arm, die verhuisde toen altijd mee, en liep naar zijn auto. Hij overleed vermoedelijk aan een Aneurysma, zijn slagader scheurde voor hij bij de auto was. Binnen de familie zeggen wel eens ’10 mei 1940 heeft hij overleefd, 10 mei 1988 niet”.

Foto’s ‘Hans de Liefde’

Knipsel ‘De Liefde voor alle sporten’ – Algemeen Dagblad 10 mei 2016

Klik op de afbeelding voor een vergroting

ovt-aflevering-018-hans-deliefde-10mei-1600

Updated: juli 21, 2016 — 1:25 pm
  1. Wat een prachtig verhaal over mijnheer de Liefde. Hij was mijn favoriet op school . Ik was heel slecht in sport maar hij moedigde mij altijd aan. Toen mijn vader plotseling overleed heeft hij zich over mij ontfermt. En regelmatig mocht ik thee komen drinken op zijn kamer en dan vroeg hij heel bezorgd of alles goed met me ging. Ik mocht natuurlijk aan niemand vertellen dat we thee zaten te drinken en koekjes aten. Maar nu zoveel jaar na dato kan ik dat wel verklappen. Wat een fijne man.

Laat een antwoord achter aan Dido Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.