In januari 1966 vonden er voor het eerst wedstrijden plaats op de nieuwe ijsbaan, gelegen achter het voetbalveld (op het Piershilse Gat werd geschaatst tot in de jaren zestig). Onder grote belangstelling werd in 1966 de strijd om het Hoeksche Waards kampioenschap verreden.
Knipsel ‘Piershil genoot van titelstrijd’ – 20 januari 1966
Een met de hand beschilderde affiche voor het raam van het café van de heer Van der Jagt attendeert de voorbijgangers op de kortebaanwedstrijd voor heren, die „ijs en weder dienende” die dag om twee uur begint, met als inzet de titel van kampioen van de Hoeksche Waard. Bovendien stelt de in 1928 opgerichte Piershilsche ijsclub waardebonnen beschikbaar van ƒ 60, ƒ 40, ƒ 25 en ƒ 10. „Dit is de eerste officiële wedstrijd op onze nieuwe veldijsbaan,” vertelt voorzitter Jurfaas Hagoort (53). „Vroeger schaatsten we altijd op het Piershilsche Gat, maar dat is erg diep en we moesten toen veel langer wachten voor we een wedstrijd konden houden. Nu kunnen de schaatsers hoogstens een paar natte voeten halen. Door onze nieuwe baan hadden we een mooie kans toestemming van de KNSB te krijgen voor de organisatie van deze titelstrijd. En denkend aan de waardebonnen voegt bouwkundig opzichter Hagoort eraan toe: „Laten we nou eens vijfentwintig gulden tekort komen. Dan gaan we toch gewoon even met de pet rond, dat kan gemakkelijk in zo’n klein plaatsje. Maar het zal wel meevallen, want er wordt nu vanmiddag in de hele Hoeksche Waard niet één andere wedstrijd verreden en elke rijder neemt wel een paar supporters mee.”
Sieraad
Het vriest tien graden en de zon maakt van de met sneeuw bedekte ijsbaan van Piershil een glinsterend sieraad. Ideaal schaatsweer. Men wacht op de rijders die a raison van een rijksdaalder — één gulden bij de ingang en ƒ 1,50 inschrijfgeld — willen strijden voor de titel van kampioen van de Hoeksche Waard en zestig gulden. „Eigenlijk is het inleggeld ƒ2.50,” deelt een wantrouwig bestuurslid mee, „maar we laten de deelnemers ook een kaartje kopen. Anders zegt iedereen bij de ingang dat hij rijder is.” Het loopt aanvankelijk niet storm, maar er hebben zich wel een paar gerenommeerde kortebaanrijders opgegeven. Titelhouder Huig Tak, een landbouwer uit Nieuw-Beijerland, staat al ingeschreven en ook het verblindend mooie trainingspak met gouden biezen van Jaap Klein, een 22-jarige chauffeur uit Zuid-Beijerland, is gesignaleerd. Men mist echter Pietje van der Waal, aardappelhandelaar te Strijen, die op grond van zijn prestaties van twee jaar geleden nog steeds een zekere faam geniet en die heeft toegezegd te zullen komen.
Discussie
Om kwart over twee meldt voorzitter Hagoort dat Pietje van der Waal in aantocht is en hij wordt als nummer achttien op de lijst gezet. Even wordt er door de bestuursleden nog gediscussieerd of een naar schatting twaalfjarig jongetje ook mag meedoen, maar deze potentieel jongste deelnemer trekt zich bij het horen van het inleggeld al uit eigen beweging schielijk terug. Tien voor half drie neemt Ad van Bergeijk (33) definitief de leiding in handen. Van Bergeijk, zelf een verdienstelijk kortebaanrijder, is bestuurslid van de Federatie van de Hoeksche Waard en mede-organisator van deze schaatsdag. Deze landbouwer uit Piershil weet van wanten en is in de hele organisatie een bijzonder belangrijk man.
Dirigeren
Ik ben hier vandaag alleen maar om de zaak een beetje te dirigeren,” zegt hij glimlachend. „Dit is de eerste keer dat we hier zoiets hebben, daarom doe ik zelf niet mee. Bovendien word ik al wat ouder hè. Als ik nog eens twee keer in de week kon trainen zag ik er echt geen been in hoor. Ik heb zaterdag nog de afvalrace van Piershil voor de vierde achtereenvolgende keer gewonnen”. Wanneer Van Bergeijk in nauw overleg met landbouwer De Regt, die in de Hoeksche Waard vermaard is geworden om de manier waarop hij met de vlag start, het programma heeft samengesteld snelt hij naar de microfoon om de „heren rijders” mee te delen dat men zo gaat beginnen. Het is inmiddels vijf voor half drie. 160 meter bikkelhard ijs strekt zich verleidelijk voor de deelnemers uit.
„Import”
Tien minuten later roept voorzitter Hagoort — een „import” uit Numansdorp zoals hij zelf in vertrouwen meedeelt — de eerste twee rijders aan de start en wijst erop dat ze voor eigen risico rijden. „Want,” zegt Hagoort, „als één van die jongens een ongeluk krijgt kunnen wij dat onmogelijk betalen.” Hagoorts zoon start al in de eerste rit, maar hij komt halverwege ten val, waarschijnlijk doordat von Marlehof (voor kennissen Arno), de hond van de kastelein, op een nogal kritiek ogenblik onbekommerd de baan oversteekt. De adellijke herder, die zich als een van de eersten op de baan meldde, maakt er een fijn dagje van met sneeuwhappen, schapen opjagen en het oversteken van de baan als hoogtepunten. De heer De Pijper (47), één van de vier tijdopnemers, wijst opgetogen op de ruimdenkendheid van de Piershillenaars. „Iedereen doet mee in zo’n dorp,” zegt hij stralend. „Of ze nou niks zijn of gereformeerd, iedereen doet mee. Bijna alle mensen in Piershil zijn donateur van de voetbalvereniging. Die club wordt gewoon gedragen door de gemeente, we krijgen elk jaar bijna achthonderd gulden binnen.”
Burgemeester
Ze zijn er allemaal, de mannen met invloed in Piershil. De heer P. G. Vries, burgemeester van de gemeentes Piershil, Goudswaard en Nieuw-Beijerland, verloochent zijn Friese afkomst niet en toont grote belangstelling voor het zwarte bord, waarop de resultaten van de rijders worden bekendgemaakt. „Ik vind het bijzonder leuk,” deelt hij mee. „In Friesland beleef je dergelijke wedstrijden ook met zijn allen. We hebben hier anders een aardig baantje, nietwaar?” Tussen de eerste en tweede ronde door biedt kastelein Van der Jagt de twee politieagenten, die de zaak voortreffelijk in de hand houden, een glas punch aan. Ook de burgemeester krijgt punch, die naarmate de middag vordert steeds slapper wordt, en Van der Jagt brengt snel de subsidie van de voetbalvereniging ter sprake. „Ik heb twee clubs,” meldt Van der Jagt later tevreden, „Piershil voor de zaterdag en Feijenoord voor de zondag. Ik geloof niet dat de burgemeester onwelwillend tegenover die subsidie stond. We trainen op het ogenblik in het dorpshuis zie je en dat kost ons een tientje per week.” Op deze stralende winterdag is er in Piershil echter geen vuiltje aan de lucht. De organisatie is perfect, alles loopt volgens plan. Slechts één keer stuit men op een moeilijkheid. Dat gebeurt wanneer Pietje van der Waal, die die middag niet zo best uit de verf komt, precies dezelfde tijd maakt als Koelewijn. Uitvoerig bespreken de wedstrijdleiders hoe moet worden uitgemaakt wie van de twee overgaat naar de finale. De oplossing is verbluffend eenvoudig: ze laten de rijders zelf beslissen of er om moet worden geloot of gereden. „Kan me niet schelen,” zegt Koelewijn royaal. .Laten we maar rijden,” vindt Pietje van der Waal en voltrekt daarmee zijn eigen vonnis.
Beker
Wanneer om vijf uur de laatste van de 44 ritten wordt gereden beseffen de zestig betalende toeschouwers dat Jaap Klein zijn fraaie trainingspak met enig recht draagt. Na felle strijd met titelhouder Huig Tak krijgt hij een beker en zestig gulden. Bovendien belooft het bestuur dat de naam van de nieuwe kampioen van de Hoeksche Waard nog in de beker zal worden gegrift. Jaap Klein trots. „Als het vriest kan het een mooie bijverdienste zijn. Ik heb al eens een winter gehad van achthonderd gulden, maar ik geloof dat je met een beetje geluk de duizend wel kan halen. In Friesland kun je gemakkelijk aan ƒ 2500 komen als je succes hebt.” Versteend tot op het bot spoeden de toeschouwers zich naar huis. Het is mooi geweest. Piershil zal deze dag niet gauw vergeten.
Bij de foto’s:
Piershil ligt in de Hoeksche Waard, 35 kilometer van Rotterdam. Eén café, één kerk, één noodlijdend dorpshuis — opgebouwd met geld uit het Rampenfonds — en 968 inwoners. Voornaamste bron van vermaak de SV Piershil, uitkomend in de vierde klasse van de zaterdagcompetitie van de KNVB. Piershil, één van de tientallen dorpen in Nederland waar een schaatswedstrijd de bewoners een onvergetelijke dag bezorgde.
Burgemeester Vries verloochende zijn Friese afkomst niet en toonde grote belangstelling voor de kortebaanwedstrijden. Op het schoolbord hield hij de prestaties van de rijders nauwkeurig bij.
Pietje van der Waal (op de voorgrond) en Koelewijn gaven elkaar bijzonder weinig toe.
De vier tijdwaarnemers maakten het zich niet gemakkelijk. Hoogst nauwkeurig werden na afloop van elke rit de tijden met elkaar vergeleken, waarbij over het algemeen uitgebreid werd gediscussieerd.