1932 – Piershil, langs de haven

In 1932 belandde het tijdschrift ‘Groot Rotterdam’ zowaar in Piershil. De haven en de kaai werden door dit maandelijkse magazine vereeuwigd.

Foto ‘Langs de haven’ – 1932 Groot Rotterdam

Deze foto verscheen in de uitgave van vrijdag 3 juni 1932 (10e jaargang, nr. 12) op pagina 358 (de pagina’s van een heel jaar werden bij elkaar opgeteld). De tekst die bij de foto werd afgedrukt was deze: ‘Piershil: langs de haven’. De foto werd gemaakt enkele jaren na het dempen van de molhaven.

Onderstaand verhaal is ontstaan na reacties van dorpsbewoners, met als voornaamste bron kadebewoner Krijn Bakker.

De man links is vermoedelijk Piet de Heer, de beroepsvisser met de boot PH1 (die rechts buiten beeld zou kunnen liggen). Hij draagt een schepnet met inhoud, een net met korte steel. Hiermee werd vis (paling) uit de beun van een vissersboot geschept. Het schip in de haven is de tjalk Lena van schipper Henk Smits. De dijk op de achtergrond is de na de Watersnood afgegraven Oostpolderdijk. De hofstee (juist zichtbaar boven het roer van de Lena) is de hoeve Semarang aan de Molendijk te Goudswaard. Het zwarte vlak (zichtbaar tussen roer en boerderij) lijkt een tas riet of een schelf rijshout, helemaal achter “op de Kaai”. Voor de laatste woning (die van de familie Franke, later familie Heikoop) ligt een dijk. Dat is het einde van de Noordpoldersche Kade, die als het ware om de bekende “kappersschuur” en het woonhuis heenliep en eindigde tegen de Westgevel van het woonhuis van de familie Stok (later familie Van Hal, later familie Van den Heuvel). De onderzijde van de ramen van dat huis liggen op dijkhoogte. Ook deze dijk is volledig afgegraven; alleen ligt tegenwoordig voor deze woning en om de kapperszaak nog een restant van circa een halve meter hoog. Het lijkt achteraan (!) op de foto om een houten schuur te gaan. Omdat de Zuid- en de achtermuur deel uitmaakten van die dijk, moeten dat altijd tot de top van de dijk, zware gemetselde muren geweest zijn. Om de bedrijfsgebouwen te bereiken is een betonnen doorgang door de dijk aangebracht, die prachtig het dijkprofiel volgde. De breedte van de doorgang was circa de helft van wat er nu van terug te vinden is. Let ook op de bijzonder fraaie witte houten daklijsten met nokvulling(en) en makelaar(s) van het laatste huis (familie F. Heikoop). Heel fraai is ook de nog complete rij van dukdalven (met witte kop). Deze begon rechts (onzichtbaar op de foto) bij het metselwerk van de uitlaat van het watergemaal, en liep door tot het einde van de bebouwing, dat wil zeggen van de houten kadebeschoeiing met betonnen rand, zoals die nu nog is. Tenslotte nog de driehoek die in het water staat. Dit rivier-baken is aangebracht op de kop van een strekdammetje, dat bij de uitloop van de spuisluis lag. De resten ervan liggen er nog steeds (te zien bij laag water). Deze korte dam was bedoeld om bij het spuien de zeer krachtige watermassa uit de sluis (een geweldig spektakel) af te buigen in de richting van de vaargeul, zodat zij niet in alle hevigheid de beschoeiing aan de overkant (de Kaai) trof. De functie van het baken was deze: zodra van toepassing werd hierop een grote driehoekige blauwe signalering geplaatst met daarop de witte letters ‘Spuien’. Schippers wisten dan dat ze hun schip goed moesten meren en dat ze niet mochten vertrekken. Zie ook: zie 1929 – De demping van de molhaven

Updated: juni 10, 2024 — 11:58 am

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.