Op 27 maart 1878 werd de eerste steen gelegd van de nieuwe school aan de Molendijk van Piershil. Dat heuglijke feit werd vastgelegd op een fundatiesteen. Op die steen, die boven de voordeur werd aangebracht op de gevel van het schoolhuis, was deze tekst te lezen:
“De eerste steen gelegd door C. de Valois Wethouder W. van der Wel G. Greijn K, Klokkenburg A. Trouw Leden van de Raad 27 maart 1878”.
Bij het raadbesluit van 26 september 1879 werd 30 gulden bestemd voor de traktatie bij de inwijding van de nieuwe school. In de zomer van 1879 werd de school in gebruik genomen. Voor de leerlingen was het een grote overgang: van het eeuwenoude kleine schooltje in de Voorstraat naar de voor die tijd grote school aan de Molendijk. Het terrein, waarop de school gebouwd was, werd omringd door sloten. De dijksloot was nogal breed, de zijsloten waren smal. Om op het schoolplein te komen ging met over een heul, waarop een dubbele poort van smeedijzer was aangebracht. Langs het schoolplein stond een ijzeren hek, met daarachter een mooie sering, een schitterende goudenregen en een rij knotwilgen. Achter op het schoolplein was een overdekte speelplaats; een mooie gelegenheid voor de kinderen om te spelen. Met guur weer was het er droog en beschut. Achter de school was een bleekveld en een moestuin met verschilende vruchtbomen, o.a. kleipeer, jodepeer, juttepeer, zoete en zure appels, pruimen krozen en morellen. Ook stonden er struiken met aalbessen en kruisbessen. Achter de overdekte speelplaats was een werkschuurtje en een kolenhok. Met mooi weer speelden de kinderen aan de dijk, tussen de vier rijen knotwilgen en op de onderweg.
Foto ‘De nieuwe school’ – 1923 en 1970
Deze foto werd gemaakt vanaf de Molendijk in augustus 1923.
Ongeveer vanaf dezelfde plaats, circa 1970.
Foto ‘Plaatsbepaling’ – 2006
Deze foto werd gemaakt vanaf ongeveer dezelfde plaats in 2006. De school stond waar de rij auto’s staan.
Foto ‘Fundatiesteen’
Foto ‘Personeel’ – 1913
Deze foto werd gemaakt in de overdekte speelplaats in 1913. Te zien zijn P. van der Giesen (onderwijzeres), J. ’t Hart (Hoofd der School) , J. Noordermeer (kwekeling), S.E.A. ’t Hart (kwekelinge) en C. Vlielander (onderwijzer).
Foto ‘Goudenregen’ – 1928
Achter de goudenregen is de school te zien. Hier poseren in juni 1928 drie kinderen van het hoofd der School Joh. ’t Hart, die zelf ook allen in het onderwijs werkzaam waren.
Foto ‘Wintergezicht’ – 1929
Aan de zijkant van de school stonden enkele lage wilgenbomen en tegen het schoolhuis stond een druivewingerd met zoete witte druiven. Op deze foto uit 1929 zijn de wilgen getooid met ijzel.
Foto ‘Voor de sering’ – 1931
Voor de sering staan in september 1931 Bob, Anneke en Ellen Ooms, de kinderen van het Hoofd der School (1924-1934).
Foto’s ‘Sloten rondom de school’ – 1945 en 1946
Op deze foto uit 1946 zijn de sloten rondom de school goed te zien, evenals de heul met de poort die toegang gaf tot de school. Alle bomen en struiken zijn hier verdwenen, als gevolg van de inundatie.
Grietha van der Linden poseert in 1945. Achter haar de sloot en het huis van de meester, op de kop van de school.
Foto ‘Naast de school’
De Piershillenaar Bas Hoek op de fiets, aan de zijkant van de school.
De school werd betreden via een dubbele deur, men kwam dan in de schoolgang terecht. Die dubbele deur bevond zich op een beschut plekje achter het huis, het slop genoemd. Op het einde van de gang waren ook deuren, waardoor leerlingen op het schoolplein konden komen bij de pomp en de overdekte speelplaats. De vloer van die gang bestond uit gele steentjes. De kapstokken waren aangebracht tegen de lokaalmuren. Daar tegenover waren drie toiletten (plee’s) en twee waterplaatsen naast het kolenhok, waarvan de deur op het schoolplein uitkwam. In dat kolenhok was plaats voor kolen, turf en hout. Midden in de gang waren ramen, die open gedraaid konden worden. Verlichting was er niet. Tussen de schoolgang en de overdekte speelplaats was een pomp met een zwengel en een granieten zerk. Die zerk werd in de zomer door de meisjes gebruikt om op te bikkelen (een spelletje met botjes die in de lucht werden gegooid), in Piershil ook wel hilken genoemd.
Oorspronkelijk waren er twee grote lokalen. Later, bij de aanstelling van een derde leerkracht, zijn er daar drie van gemaakt. De lokalen werden daardoor kleiner en vooral het voorste lokaal was erg klein. Ze waren van elkaar gescheiden door houten beschotten met schuifdeuren in het midden en gewone deuren aan beide kanten. Alle deuren waren voorzien van matglazen ruiten. Bij feestelijke gelegenheden gingen die deuren open, zodat er een grote ruimte geschapen werd, o.a. bij het 25-jarig jubileum van Meester Vlielander in 1909, het onafhankelijkheidsfeest in 1913 en het 25-jarig jubileum van burgemeester Zahn in 1914.
De vloer bestond uit kleine gele steentjes. Ten gerieve van de leerkracht lag voor in het lokaal, bij de borden, een houten polder. De leerlingen zaten twee aan twee in zware houten banken. In die banken waren kastjes (hokjes) om boeken, schriften, leien, griffelkokers en sponsdozen op te bergen. In iedere bank zat een inktpot, afgesloten door een dekseltje met een koperen knopje, dat prachtig kon worden opgepoetst. De meeste kinderen droegen klompen, die onder de banken een plaatsje kregen. De voeten werden op de voetenplank gezet. Stoelen en tafels ontbraken, de leerkracht stond bij de lessenaar. In ieder lokaal stond een kast en een flinke lessenaar om de benodigde schoolbehoeften op te bergen. In het lokaal van het Hoofd der School stond een extra kast voor de bibliotheek en bij de onderwijzeres één voor handwerkbenodigdheden. De onderste ruiten van de ramen waren van matglas. Van twee ramen kon het bovenste stuk naar beneden geschoven worden. Dat was de enige ventilatie. Bij deze indeling bleef er maar één wand over om platen op te hangen. Die hingen naast elkaar, twee of drie rijen hoog.
In ieder lokaal stonden vier rijen banken. De twee middelste rijen waren wat korter, want halverwege het lokaal stond en grote kachel. Van 1 november tot 30 april werd die kachel gestookt met steenkolen (later ook met eierkolen of cokes). Naast de kachel stond een kolenbak met steenkolen en een kolenschop. Die steenkolen werden met water nat gemaakt. Een lange kachelpijp hing aan een paar ijzerdraden, die aan de zolder bevestigd waren, en ging naar de schoorsteen in een der hoeken van het lokaal. Zo’n lange kachelpijp gaf ook nog wat warmte. Bij de verbinding van twee stukken lekte er wel eens roetwater. Het was dus oppassen voor een leerling om dat vuile water niet op een schrift of boek te krijgen. De kachels werden aangemaakt met lange turf (hoogveenturf), die in kleine stukjes gehakt werd en met olie overgoten. Soms gebruikte men ook wel hout of papier. Ieder schooldag moest dat gebeuren en liefst voor 8 uur. Dan bestond de kans dat het bij aanvang van de school om 9 uur behaaglijk was.
Alleen in het lokaal van het Hoofd der School hingen vier grote petroleumlampen, die in de winter werden gebruikt bij het herhalingsonderwijs. Die lampen werden uitgeblazen met behulp van een metalen buis, waarvan een der uiteinden omgebogen was. Omstreeks 1910 waren er al zaklantaarns, zodat het niet aardedonker behoefde te zijn, na dat uitblazen. De lampen moesten iedere week gevuld worden met petroleum en ook schoongemaakt. Om helder licht te hebben, moesten vooral het lampeglas goed schoongemaakt zijn. Daarvoor gebruikte men een lampepoetser.
De schooltijden waren op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag ’s zomers van 9-12 uur en van 2 tot 4 uur, ’s winters van 9-12 uur en van half 2 tot half 4. Op woensdag en zaterdag kwamen alle leerlingen van 9 tot 12 uur naar school. De jongens waren daarna vrij, de meisjes kregen woensdag- en zaterdagmiddag nog handwerkles. Om half 11 was het speelkwartiertje.
Het herhalingsonderwijs werd gegeven van begin november tot eind maart aan jongens en meisjes die niet meer leerplichtig waren. De jongens kregen vier dagen per week les van het Hoofd der School, ’s avonds van 6 tot 8. Ze werden onderwezen in taal, rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis. De meisjes kregen ook vier dagen les van half vier tot vijf uur. Naast dezelfde vakken als de jongens kregen ze ook handwerken van de onderwijzeres.
Het eerste hoofd van deze school was Joh. Van Weel. Hij was op 15 december 1873 al benoemd op de oude school in de Voorstraat en verhuisde in die functie mee naar de nieuwe school aan de Molendijk. In 1881 werd als onderwijzer (ondermeester, in tegenstelling tot bovenmeester) benoemd Albertus Visser. Deze bleef tot 1884 en werd op 3 november van dat jaar opgevolgd door C. Vlielander, die meer dan 40 jaar aan de school verbonden verbleef, tot 1925. Op 1 januari 1883 werd tot handwerkonderwijzers benoemd Mej. Joh. ’t Hart, tegen een salaris van 75 gulden per jaar. Na het vertrek van meester Van Weel in 1892 werd de heer J. Zuidweg benoemd tot Hoofd der School. Deze bleef tot 1908. In die tijd was het aantal leerlingen zodanig, dat een derde leerkracht moest worden aangesteld, Juffrouw Lanser. De twee lokalen werden toen meteen opgedeeld in drie lokalen. Juffrouw Lanser werd opgevolgd door juffrouw Wijnsouw, die in 1908 vertrok naar Santpoort. Daarna kwam juffrouw G. Bervoets, die na een langdurige ziekte overleed in 1911. Tijdens haar ziekte waren er tijdelijke leerkrachten, o.a. de dames N. Huyskens, M. Snijdoodt en W. van Gent. In 1912 werd er weer een vaste leerkracht aangesteld, Mej. P. van der Giesen. Na haar vertrek kwam mejuffrouw M.M. Boone in dienst. Hoofd der School was op dat moment al Dhr. Joh. ’t Hart, die in 1908 Dhr. Zuidweg opgevolgd was. Tijdens zijn bewind werden er grote veranderingen doorgevoerd.
In 1918 werd de school aan de Molendijk grotendeels afgebroken en herbouwd. Alleen een stukje binnenmuur tussen de gang en twee lokalen is onveranderd gebleven. Architect was Dhr. Moulein en opzichter was Dhr. Hardeman. De aannemers waren Luymes uit Goudswaard en de gebroeders Maasdam (metselaars) van Greup. Het timmerwerk was in handen van Lodder en de schilder was Plomp, beiden uit Oud-Beijerland. Het loodgieterswerk werd gedaan door Kl. de Jong. Voor het terrazzowerk in de gang waren twee Italianen aangenomen en ook werkte er nog een Belg, ‘Louike’. In de overdekte speelplaats was een keet, waar een gedeelte van de werkmensen de hele week vertoefde.
Bij deze verbouwing werden de 3 lokalen ruimer, verdween de overdekte speelplaats en kwam er een groot gymnastieklokaal van 14,60 meter. Achter in dat gymnastieklokaal waren openslaande deuren, die op het schoolplein uitkwamen (op enkele schoolfoto’s uit die tijd zijn die deuren te zien, met een afdakje erboven). Wanneer die deuren open stonden had men vanuit school een prachtig uitzicht over de polder Oud-Piershil. Tussen de lokalen waren dubbele wanden, die benut werden voor kasten. De zuidmuur bestond bijna geheel uit glas. In ieder lokaal waren twee openslaande ramen met daarboven een tuimelraam. Van het grote middenraam kon het bovenste deel naar beneden geschoven worden met de raamstok. Achter in ieder lokaal was een ventilator, zodat er steeds frisse lucht in de school was. De kachels stonden nu vooraan bij het raam en de kachelpijp ging rechtstreeks de schoorsteen in. In ieder lokaal kwam een nieuwe lessenaar, een tafeltje en een stoel. Het houtwerk was geschilderd in een mooie zachtgroene kleur. Doordat de toenmalige gemeenteopzichter een liefhebber was van harde kleuren werden de banken terracotta bruin en hardgroen geschilderd. Zijn keuze viel niet bij iedereen in goede smaak.
Tussen het schoolhuis en de oude gang kwam nu de vestibule met openslaande deuren op het schoolplein. Deze ingang werd zelden gebruikt. De hoofdingang bestond eveneens uit openslaande deuren, midden in de gang. In de gang kwamen moderne wc’s, een kolenhok en een groot pomphok. Het regenwater werd in een grote bak, die boven in het pomphok was aangebracht, gepompt. Daaruit stroomde het naar twee fonteintjes. Draaide men de kraantjes open, dan spoot het water omhoog, zodat de kinderen hygiënisch konden drinken. Natuurlijk was daar ook een aanrecht met een gootsteen. Achter in de gang was een kantoortje, tevens spreekkamer, voor het Hoofd der School. Daarin stond een tafel met 4 stoelen. Ook was er een kast voor schoolbehoeften.
Lang kon niet worden genoten van de mooie school want in 1925, enkele jaren na afloop van de schoolstrijd (die in Nederland ruim een eeuw duurde), werd de school opgesplitst in een openbare school en een bijzondere (gereformeerde) school. Er werden kunstgrepen uitgehaald om de school fysiek in tweeën te splitsen en doorgangen werden dichtgemetseld. De scheiding ging zover dat ook voor het tweede schoolhoofd een meestershuis moest worden gebouwd. Dat gebeurde bovenop de dijk (nu Molendijk 35), precies tegenover het bestaande meesterhuis aan de kop van de school.
Het nieuwe gymnastieklokaal verdween weer en werd opgedeeld in twee lokalen. De buitendeur van het gymnastieklokaal werd dichtgemetseld en het afdakje verdween. Het kantoortje van het Hoofd der School werd veranderd in een vestibule en in de gang kwam een muur, zodat de scholen ook fysiek van elkaar gescheiden waren.
In 1926 werden de petroleumlampen vervangen door elektrisch licht. Nu kregen alle lokalen verlichting, nog wel door middel van een eenvoudig elektrisch lampje met een schaaltje. Later werden die lampen vervangen door matglazen bollen, die hoog, bijna tegen de zolder hingen. Het licht moest gespreid worden, dat was goed voor de ogen. Omdat het voor de meisjes te donker was om te handwerken, werden ze later anderhalve meter lager gehangen. In 1963 werden de lampen vervangen door TL-Buizen.
Na de oorlog waren de banken aan vernieuwing toe. Het eerst die van het Hoofd der School. Veel later, na 1953, kwamen de banken van de kleintjes aan de beurt. Veel geld was er op dat moment niet in de gemeentekas. De vernieuwing ging in drie fasen, eerst zes, daarna acht en het derde jaar zeven banken. Opmerkelijk was het, dat de kwaliteit van die banken in drie jaar erg achteruit was gegaan. De eerste zes banken waren van prachtig hout, de volgende groep was al iets minder van kwaliteit en het hout van de laatste zeven banken was zelfs ruw. Weer enkele jaren later werden de banken van de derde en vierde klas vernieuwd, nu alle tegelijk.
Na de oplevering van de nieuwe school in september 1970 werd het schoolgebouw overbodig. De oude school werd in 1971 afgebroken en het kostte de slopers veel moeite het gebouw klein te krijgen. Het hout vond gretig aftrek en de stenen waren van zo’n goede kwaliteit dat ze per stuk verkocht werden.
Foto’s ‘Het einde nadert’ – Mei 1971
Foto ‘Spelen op het schoolplein’ – 1962
De kinderen spelen in september 1962 achter op het schoolplein. Het plein is verbreed en de knotwilgen zijn verdwenen. De kinderen staan er niet duidelijk op. Het zijn Corrie Doolaard, Rineke van Gaalen, Hennie Veerman, Maja van Hal, Marianne Wolters en Jannie Bruynzeel. Trudie Bijl zit tussen Corrie en Rineke.
Foto’s ‘Naast Huize ’t Hart’
Gezien vanaf de Molendijk in 1944 (Inundatie van Piershil). Naast de school staat het huis van de familie ’t Hart.
Deze drie foto’s werden gemaakt bij de tuin van de familie ’t Hart, rechts de school.
Aan de zijkant van de School (links stond het huis van ’t Hart): Corrie Heikoop met een vogelkooitje in haar hand, links haar moeder Maria en rechts haar tante Corrie.
van 1960 tot 1966 ook mijn school geweest. was nog een Ot en Sien school met de optrek schoolborden en oude wandtekeningen.