1992 – De bakkerij van Gerrit naar Frans

piershil-huwelijksfoto-debuckkok„Ik ben de laatste tijd zo vaak in het nieuws, dat de mensen me erover aan beginnen te spreken”, lacht hij. Voor die belangstelling is dan ook wel reden. Onlangs bereikte bakker G. de Buck uit Piershil -een man die met zijn mond minstens even vaardig is als met zijn handen- de leeftijd waarop men met pensioen pleegt te gaan. Vanwege zijn vele verdiensten op maatschappelijk en kerkelijk terrein werd hij door burgemeester B. Kolbach onderscheiden met de zilveren medaille verbonden aan de Orde van Oranje Nassau. Na ruim 42 jaar bakken vindt hij het welletjes. Zijn zoon, die al 20 jaar bij hem werkt, staat klaar om de bakkerij over te nemen.

De overdracht van de bakkerij zit hem duidelijk hoog. „Wat een papiermolen is dat toch in die ambtenarenwereld”, verzucht hij. „Er staat nu een aantal constructies op papier, maar we zijn er voorlopig nog niet uit. Ik heb nooit geweten dat er zoveel komt kijken bij het overdragen van een bedrijf. Daarom heb ik er ook nog geen flauw idee van wanneer ik definitief stop. Dat kan over een maand zijn, maar misschien ook pas aan het eind van het jaar”.

Gerrit de Buck werd in 1927 geboren op het piepkleine eilandje Tiengemeten, net onder de Hoeksche Waard. In 1944 moest het gezin, als gevolg van oorlogshandelingen op het eiland, evacueren naar Rijsoord. „Daar raakte ik bevriend met een bakkerszoon”, vertelt De Buck, „en zodoende kwam ik wel eens in de bakkerij en hielp daar dan een handje mee. Ik vond het zulk leuk werk, dat ik het altijd ben blijven doen. Ik ben er dus eigenlijk zo maar in gerold”.

Ondanks het feit dat het werk hem goed beviel, was het natuurlijk geen makkelijke tijd in 1944. Voor zover mogelijk werd er brood bezorgd in Rotterdam en omgeving. „Hier heb er hartverscheurende taferelen meegemaakt”, vertelt hij. „Mensen die me smeekten om een beetje brood, vaak met veel geld in hun handen. Maar er was domweg niets, omdat ook de bakkers maar heel weinig konden bakken. Dan lag je soms ”s avonds wel eens “stuk in je bed”.

Indië

Na de oorlog kwam De Buck in dienst van bakker Van Erkel in Zuid-Beijerland. „Voor die tijd bezat hij een moderne bakkerij. Ze hadden daar bij voorbeeld toen al waterleiding”. Opnieuw werd hij echter geconfronteerd met een oorlog. In 1947 vertrok hij naar het toenmalige Nederlands-Indië als dienstplichtige. Drie lange jaren fungeerde hij daar als kok en bakker. „Dat was natuurlijk lang niet altijd eenvoudig, maar je leerde er wel dingen waar ik de rest van mijn leven wat aan heb gehad. Kameraadschap bij voorbeeld. Je vertrouwde elkaar gewoon je portemonnee toe, zonder de inhoud te tellen. Je zat nu eenmaal met z”n allen in hetzelfde schuitje. Ook vielen daar in den vreemde de kerkmuren weg. Rooms en protestant zat gewoon bij elkaar aan één tafel. Daarom kan ik het nu ook zo moeilijk begrijpen als mensen van verschillende kerkgenootschappen elkaar met afgewende hoofden voorbijlopen. Ik kan me niet voorstellen dat hun dat voorgehouden is”.

piershil-bakkerij-poldervaart-fransdebuck

Bakker Poldervaart, samen met Frans de Buck.

Kunstenaars

In 1950 keerde De Buck terug uit Indië en belandde hij bij bakker Poldervaart in Piershil. „Dat was nog een echte ouderwetse bakkerij, met een oven die nog was ingericht om gestookt te worden met takkebossen. Waterleiding hadden we hier ook nog niet. Het water kwam uit een wel achter de bakkerij. Er werd ook uitsluitend brood gebakken. Banket en zo daar deden ze toen helemaal niet aan”. Dan, met stemverheffing: „Maar weet je, die bakkers van vroeger, dat waren eigenlijk echte kunstenaars, die staken hun hand in de oven en konden feilloos voelen of een oven op temperatuur was of niet. Zoiets luistert heel nauw. Tegenwoordig zetten we een knop om en de techniek regelt alles haarfijn. Ik denk dat onze generatie op dat gebied een enorme omslag heeft meegemaakt. Technisch is er na de oorlog een grote sprong voorwaarts gemaakt”.

Eigen zaak

Opvolging in die bakkerij was er niet en zo stond De Buck voor de mogelijkheid een eigen zaak te beginnen, iets wat ook toen al geen kleinigheid was. Hij deed de stap en heeft er nooit spijt van gehad. „In het bakkersvak moet je vroeg op en maak je vaak lange dagen. Je moet zorgen dat als de winkel ”s morgens opengaat, het brood gesneden, afgekoeld en wel, in de vakken ligt. Daar staat tegenover dat je eigen baas bent en de tijd zelf in kunt delen”. In het kleine Piershil is De Buck de enige bakker. Ook een ventwijk is onderdeel van zijn werkzaamheden. Dat zijn ambachtelijke kwaliteiten gewaardeerd worden, blijkt wel uit het feit dat supermarkten uit de wijde omtrek banket van bakker De Buck in hun assortiment hebben. „Zelfs de grote supermarktketens hoor”, lacht hij. „Het is toch wat dat die grote jongens produkten van zo”n klein bakkertje uit zo”n klein dorpje willen hebben”.

Niets bijzonders

Bekend is De Buck ook vooral geworden door zijn werk als secretaris van de bakkersvereniging Hoeksche Waard. Mede op zijn initiatief werden vele acties voor de noodlijdende medemens op touw gezet. Dat gebeurde in verenigingsverband -„de samenwerking en collegialiteit tussen de bakkers onderling is echt uniek”- dan wel op persoonlijke titel. Heel wat verenigingen en instanties hebben op die manier hun kas aanzienlijk zien groeien. „Dat helpen van je naaste in nood is ook zo”n overblijfsel uit de oorlogstijd en daarbij heb ik nooit onderscheid gemaakt”. En over z”n onderscheiding wil hij, met de hem kenmerkende nuchterheid, alleen kwijt: „Uiteraard ben ik er blij mee, maar ik vind het heel normaal als je je werk zo goed mogelijk tracht te doen. Dat is niets bijzonders. Mijn vader zei vroeger altijd: „Goed is net niet goed genoeg”, en zo is het”.

Zie ook dit artikel: 1953-bakkerij de Buck

gerrit-de-buck-interview

Updated: december 15, 2015 — 2:24 pm
  1. erg leuk,bedankt !!!!!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.