Als er over de watersnood uit 1953 gepraat wordt, gaat het meestal over Zeeland. Maar ook in Piershil hebben verschillende gezinnen een angstige nacht meegemaakt. Wij woonden aan de Kade waardoor we er aan gewend waren dat het een paar keer per jaar “hoogwater” was zodat de vloedborden gezet moesten worden. 31 januari 1953 was alles anders na dagen een harde westen wind, bulderde de storm nu met grote kracht uit het noordwesten. Uren voordat het water het hoogste punt bereikt zou hebben moesten de vloedborden al geplaatst worden en rond middernacht sloeg het er al overheen. Dat hadden we nooit meegemaakt. In ons huis was aan het eind van de gang een deur naar het achterhuis wat ongeveer een meter lager lag. Die deur moest open blijven om te voorkomen dat het water de buitenmuur mee zou nemen. Toen het niet lukte de deur te verwijderen of met een plank open te houden zat er niets anders op dan hem met vereende kracht open te houden. Nadat mijn vader, mijn moeder en ik uren in het water gestaan hadden, sloeg een grote golf de deur uit onze handen. Ik stond toen tot boven mijn lippen in het water en kreeg geen lucht meer. Met een duwtje in mijn rug zei mij moeder. “naar boven”. Mijn broer en zus, die jonger zijn waren al op de zolder. Op dat moment wist ik niet dat mijn moeder met haar knie tussen de deur zat en dacht te verdrinken. Met alle kracht heeft ze zich los kunnen rukken en wist ook de trap te bereiken. Mijn vader was aan de andere kant van de deur terecht gekomen. We hoorden alleen het gebonk van de stukken hout tegen de muur en het bulderen van wind en golven. De angst was groot dat mijn vader verdronken was en de zijmuur in zou storten waardoor we allemaal in de golven zouden verdwijnen. Toen het licht begon te worden riep de buurvrouw uit haar raam “Rook staat op ’t dak”. Wout van der Heiden en nog iemand lieten de boot waarmee ze de hele nacht in de weer geweest waren, weer te water. Via het dak van de buren wisten ze mijn vader te bereiken en schoven hem verstijft als een plank door het zijraam naar binnen. Met de armen om elkaar hebben we vreselijk gehuild. We hadden niets meer over dan een kapot huis. De achter muur lag bij de sloot en de zijmuur stond naast de fundering . De zolder rustte nog een kleine centimeter op deze muur, maar waren allemaal in leven. Mijn vader was toen de deur dicht sloeg naar buiten gelopen en zag het water aan de achterkant als een muur aan komen rollen (op dat moment brak de dijk door). Via het kolenhok en de wc had hij het dak weten te bereiken en zich uren aan de schoorsteen vastgehouden. Terwijl hij daar stond zag hij de ramen, een stuk muur en huisraad onder zich naar buiten spoelen. Die dag zijn we direct begonnen met schoonmaken. Uit de dikke laag modder, kwam het complete gebaksstel te voorschijn. Een hele schat.
Corrie Heikoop (Piershilse Krant No.3 — maart 2015).