Hulpverlening in Piershil

Nadat het water zover gezakt was, dat de bewoners weer in hun huizen konden komen, bleek pas welke schade aangericht was. Men begon met wat er nog aanwezig was naar elders over te brengen, waar het schoon gemaakt en gedroogd kon worden.

Onderstaand verhaal werd opgetekend door Juffrouw ’t Hart, destijds onderwijzeres te Piershil.

Dat moest vlug gebeuren, want wachtte men te lang, dan was het haast onmogelijk om het ebbeslik te verwijderen. Verschillende mensen konden terecht in de schoollokalen. Daar werden de kachels dag en nacht gestookt. Niettegenstaande alle moeite ging er toch nog veel verloren. Het houtwerk had erg geleden van het zoute water. Bovendien was het uitgezet, zodat deurtjes en laden niet meer sloten. Men moest zich op alle mogelijke manieren behelpen. Al gauw kwam de hulpverlening op gang. Grote vrachten met kleren, vooral veel mantels, jurken en kindergoed werden op het Gemeentehuis bezorgd. Daarbij waren ook potten en pannen, serviesgoed, bestek en andere huishoudelijke artikelen. Verschillende mensen hadden alles verloren; die zaten verlegen om de meest noodzakelijke dingen, die ze hier konden verkrijgen. Het was een hele drukte op de bovenzaal van het Gemeentehuis, net een winkel, waar men kleding kon uitzoeken en passen.

Foto Gemeentehuis Piershil

piershil-raadhuis-voorstraat

Hoewel het gedragen kleding was, was het meeste van een goede kwaliteit. Er was een prachtig bontjasje, juist geschikt voor een meisje van de Oudendijk. Met een fleurig hoofddoekje was ze net een plaatje uit een modetijdschrift. Ze was er zelf verlegen mee, maar toch ook blij. Jammer dat er ook onbruikbaar materiaal bij was. Je vraagt je af, hoe mensen zulke dingen durven geven aan slachtoffers van een overstromingsramp, die alleen de kleren bezaten, die ze aanhadden. Zo waren er mantels, waar de voering uitgeknipt was en mantels zonder knopen. Ook waren er kledingstukken, die zo’n halve eeuw geleden gedragen werden, meestal ondergoed. Dat kwam tenslotte in de vuilniszak, want niemand kon dat gebruiken. Zo haalde ik uit die vodden een katoenen hemdbroek (een hem en een broek aan elkaar genaaid, ook wel chemise-envelloppe genoemd). Het was te vies om aan te pakken. Bij nauwkeurig onderzoek bleek, dat er prachtige kant aan verwerkt was. Na het verschillende keren gewassen en tenslotte gestreken te hebben, kwam er een schitterend kledingstuk van fijne witte katoen voor de dag. Het was met de hand genaaid, dus uit de tijd, dat er nog geen naaimachines waren. Bovendien was het afgewerkt met prachtig Engels borduurwerk. Zoiets moois mocht niet verloren gaan. Na verschillende inlichtingen ingewonnen te hebben werd me geadviseerd contact op te nemen met Cruys Voorbergh, schrijver van “Erfenis van eeuwen”, een boek over klederdrachten. Tenslotte is het opgenomen in het Nederlands Kostuummuseum in Den Haag. Omstreeks 1800 werden die kledingstukken gedragen door “deftige dames” onder japonnen met een wijde hals en korte pofmouwtjes. Deze uitdeling van kleren was maar noodhulp. De definitieve hulp kwam later. Enkele, voor ons vreemde dames, bezochten de gedupeerden om de schade aan textiel op te nemen. In Den Haag werden dan in de afdeling Sociale zorg van het Rode Kruis textielpakketten samengesteld. Als enige overgebleven bestuurslid van het Rode Kruis hier op Piershil werd mij verzocht de uitdeling van de pakketten te verzorgen bij 55 gezinnen, niet alleen bij Piershillenaren, maar ook bij mensen, die hier een tijdelijk onderkomen gevonden hadden. De centrale vervoersdienst van het Rode Kruis bracht die pakketten hier. Aan de gezinnen werd een lijst met de te verwachten textiel gezonden. Zelf kreeg ik ook zo’n lijst. Als de vrachtauto zijn lading afgegeven had, moest ik de gezinnen die op dat moment in aanmerking kwamen, verzoeken, hier te komen. Dan werd het pakket geopend en konden we controleren of alles in orde was. Meestal was het wel goed; in het tegenovergestelde geval had ik extra werk om de fout op te zoeken en zo mogelijk te verhelpen. Voor ieder gezin trok ik een half uur uit. Toch duurde het 4 weken voor alle gezinnen geholpen waren, zelfs 2 weken van de vacantie, van ’s morgens 9 tot ’s avond 9. Deze textiel was van een schitterende kwaliteit. Soms werd de herkomst daarvan vermeld. Zo waren er prachtige lakens van een fabriek uit Turijn, met een bedankje daarbij voor alles wat de Hollanders gedaan hadden bij de overstromingsramp van de Po in 1951. Bij zo’n gelegenheid leert men de mensen kennen. De een is bescheiden, de ander inhalig. Na die uitdeling bleek, dat enkele families, die toch veel schade geleden hadden, geen textielpakket ontvangen hadden. Bij navraag werd me geantwoord, dat ze niets wensten te ontvangen, omdat zoveel mensen er erger aan toe waren. Hulde aan zulke prachtmensen.

Uitgedeeld in 1953 aan 55 gezinnen:

49 één-persoons lakens
233 twee-persoons lakens
36 kinderlakens
24 babylakentjes
225 kussenslopen
22 kinderslopen
11 babyslopen
17 één -persoons wollen dekens
47 twee-persoons wollen dekens
16 wollen kinderdekens
6 wollen babydekentjes
20 één -persoons gestikte dekens
36 twee-persoons gestikte dekens
51 één -persoonsmolton dekens
10 twee-persoons molton dekens
1 baby molton dekentje
217 theedoeken
351 badhanddoeken
221 bonte handdoeken
77 tafellakens
138 vaatdoeken
36 dweilen
178 washandjes
31 tafelzeiltjes

Totaal: 2053 stuks (100 meer dan het jaartal van de ramp).

Knipsel ‘Er is veel geld nodig’

1953-02-11-04

Updated: februari 10, 2015 — 7:38 pm

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.